G MALEN OP THOLEN
143
Afb. 4: Pieter den Engels-
m in bij zijn geliefde
st tomwerktuig. Foto: me-
v ouw Slager-Den Engels-
n n, Oud-Vossemeer.
c ikwijls veel - zeer veel te hoog stijgen, veel te
I ngdurig hoog blijven en dat daardoor de land-
I ouw eene schade lijdt, zoo groot, dat het onver-
ntwoordelijk zou te achten zijn indien zooda-
i ige toestand verder werd bestendigd'. Hij was er
i olkomen van overtuigd dat 'een groot deel van
ie waterschappen aan waterbezwaar lijdt, waar
door daaraan een voordeel wordt onttrokken dat
iet geen mogelijkheid onder cijfers te brengen
doch dat uit den aard der zaak buitengewoon
root wezen moet'. Berucht was de Weihoek bij
oortvliet. Dit lage gebied kreeg niet alleen het
t igen water maar ook dat van de hoger gelegen
celen van het waterschap Poortvliet te verwerken
i n lag dientengevolge 's winters vaak maanden-
1 ng onder water. Labrijn moest constateren dat
i iet de bestaande natuurlijke uitwatering via zee-
1 uizen nooit het gewenste peil, 'welke overeen-
1 omt met den eisch van den tegenwoordigen
t ;d', zou kunnen worden bereikt. Men kon nooit
de hoge buitenwaterstanden beïnvloeden en
i aardoor zou de suatie altijd moeizaam blijven.
toom met medelijden
I abrijn had dan ook maar één advies: stoombe-
laling. Op Schouwen-Duiveland had men zeer
oede ervaringen opgedaan met het in 1876 ge-
ouwde stoomgemaal (het eerste in Zeeland) en
e Zierikzeese Labrijn aarzelde geen moment om
it dé oplossing voor de drie waterschappen op
'holen te noemen. Hij raadde af om één inrich-
ng voor de drie waterschappen gezamenlijk te
touwen: het stelsel van toevoerleidingen en de
erandering van waterlopen zouden die oplos
ing buitengewoon kostbaar maken. Hij bere-
ende dat voor de 1105 hectare van Oud-Vosse
meer een vermogen van 60 m waterlossing per
minuut bij een opvoerhoogte van maximaal 3,5
meter voldoende zou zijn. Voor de 1500 hectare
die het eiland Tholen telde, was een vermogen
van 81 nr per minuut nodig, hetgeen betekende
dat een regenval van 7,75 milimeter in een et
maal weggewerkt kon worden. Dat was een rus
tig idee; in augustus-september 1881 viel twee
maanden lang 6 mm regen per dag en deze wa
termassa zou nu in 35 etmalen verwijderd kun
nen worden, terwijl dat toen - zonder bemaling
die twee maanden lang als een enorme overlast
werd gevoeld. Het waterschap Poortvliet (2530
hectare) zou een stoomgemaal met een capaciteit
van 135 m moeten krijgen met een opvoer
hoogte van 3,5 meter.
De kosten van de voorgestelde stoombemaling
waren gigantisch: voor Poortvliet schatte Labrijn
de kosten, inclusief machinistenwoning, op
86.000.-, voor Oud-Vossemeer op 49.000,- en
voor Tholen schatte hij het bedrag op 62.000,-.
Bovendien zouden de watergangen gedolven
moeten worden (men sprak over een 'algemeene
bedelving') en de toevoerleidingen naar de gema
len moesten verbeterd worden. Labrijn drong
sterk aan op uitvoering van zijn plan. Voor het
waterschap De Vrije Polders onder Tholen be
stond het gevaar van verdere verzanding van de
Eendracht, 'een gevaar zoo groot en ernstig voor
het waterschap, dat ik dit - zij het ook bij herha
ling - niet genoeg onder uwe aandacht brengen
kan en waarom het mij ter voorkoming van
groote schaden, veel raadzamer voorkomt om tij
dig en spoedig tot de stichting van een stoomge
maal te besluiten, dan nadat men na het lijden
van zeer groote schade en door den nood ge
drongen ten slotte toch daartoe besluiten moet'.
Zijn mening was zonneklaar. De conclusie luidde