144 GEMALEN OI' THOLE: dat 'men onbevooroordeeld tot de gevolgtrekking [zal] moeten komen dat ondanks de kosten die eene stoombemaling vordert, deze evenwel ge ring te achten zijn tegenover de voordeelen welke daardoor worden verkregen; dan kan het niet anders of men zal eene zoo diep in de pol- derbelangen ingrijpende zaak in het welbegrepen algemeen en bijzonder belang tot eene ge- wenschte oplossing brengen'. De hoge kosten deden de drie polderbesturen aarzelen. Vooralsnog verbeterde men de waterlei dingen iets en werden de sluis en de suatiegeul verruimd. Wel nodigde het waterschap Poortvliet, dat het meeste waterbezwaar had. in 1895 de Leidse civiel-ingenieur H. Paul uit om na te gaan of en hoe de waterleidingen verder verbeterd konden worden, uitgaande van de bestaande suatie door de oude sluis. Ook Paul stelde een uitvoerig onderzoek in en ook hij zag de be perkte waterlozing door de regelmatig voorko mende hoge ebstanden als een onoplosbaar pro bleem, althans, indien men niet rigoureus de knoop durfde door te hakken en op stoombema ling zou overgaan. Zijn rapport, uit 1896, be pleitte dan ook - niet verrassend - om tot stoom bemaling over te gaan, als ondersteuning van de natuurlijke waterlozing. Ook elders weifelden waterschappen lang voor zij de stap durfden te zetten. In de Schengepolder en het grote achterliggende gebied op Zuid-Beve land, waar de natuurlijke suatie door de Sluis in de Piet al jarenlang last en ergernis opleverde en diverse onderzoeken naar verbetering waren ge daan zonder dat men kon besluiten de hoge kos ten te maken, was uiteindelijk een dringende op roep uit 1912 van een van de predikanten in de omgeving, ds. J. de Voogd van 's Heer-Arends- kerke, de directe aanleiding om het voorlopige hulpstoomgemaal De Piet te bouwen, dat later door een permanent stoomgemaal werd vervan gen. De Voogd was een sociaal bewogen predi kant en koesterde een diep medeleven met de jaar in jaar uit door wateroverlast getroffen boe ren en landarbeiders. Hij vroeg 'innig medelijden met hen die, hetzij zij veel of weinig bezitten, ge troffen worden in de hartader van hun bestaan. Immers op het veld ligt hun broodwinning. Zij werken hard, betalen trouw hun pacht- en water penningen (als zij het laatste vergaten te doen. zou het hun wel in herinnering worden gebracht) en nu gaat in letterlijken en figuurlijken zin de vrucht van al hun moeite en inspanning verlo ren'. De oogstderving was groot: De Voogd bere kende de schade op ongeveer 21.550,-. 'Bun ders bij bunders stonden blank. Nog staat er water op het land. Akkers met suikerbieten, aard appelvelden enz. overstroomd; haver tot aan den band toe in het water; de takken der vrucht- boomen in het water neerhangend; de koeien op stal omdat de weiden in plassen werden herscha pen Zijn dan de dijken doorgebroken en de polders overstroomd?'. Hij besloot zijn vurige op roep met: 'ik bedel om krachtigen steun, ik bede om spoedige afdoende oplossing, ik bedel on sympathieke medewerking, ik bedel om recht'. Uiteindelijk kozen ook de drie waterschappei op Tholen voor de structurele oplossing var stoombemaling: Oud-Vossemeer in 1900. De Vrijt Polders onder Tholen in 1906 en Poortvliet ir 1910. Het waterschap Oud-Vossemeer kocht eer prachtige stoommachine bij de machinefabriek er scheepswerf Delfshaven. een staand mode (waarschijnlijk omdat dat minder ruimte in besla< nam dan een liggende ketel; daarom werder staande machines ook vaak in schepen toegepast ook de Cruquius had overigens een staande stoommachine) met een trapje en een bordes. Dt machine had een centrifugaalpomp als opvoer- werk (een gesloten slakkenhuis), een Lancashire- ketel met twee vuurgangen, een Surface con densor, een overdekte bergplaats voor kolen en een machinistenwoning. Machinist Op 12 september 1900 werd Pieter den Engels man, werkman te Oud-Vossemeer, op een jaarsa laris van vijfhonderd gulden als machinist aange steld op het gloednieuwe gemaal De Drie Grote Polders te Oud-Vossemeer, het eerste stoomge maal op het eiland Tholen. Het gemaal bemaalde ongeveer 1105 hectare: het gebied van De Drie Grote Polders, te weten de Hikkepolder, de Ker- kepolder en de Oud-Vossemeerse polder, alsook de vier kleine polders van Vrijberghe. Den En gelsman moest van zijn toch al karige salaris nog eens tweehonderd gulden aan pensioenpremie afdragen. In 1920 werd hij tevens dijkbaas en werd zijn zoon Willem hulpmachinist. Willem werd de laatste machinist op het stoomgemaal. De instructie voor Pieter uit 1900 spreekt boek delen over de toenmalige arbeidsverhoudingen en werkomstandigheden. Nauwkeurig werd vast gelegd dat hij, conform de Stoomwet (ingevoerd bij Koninklijk Besluit van 19 oktober 1896), tij dens de werking van 'het stoomtuig' de stoom steeds op de vereiste spanning moest houden, de brandstof egaal over de roosters diende te ver spreiden, de vuurdeuren niet langer geopend mocht houden dan nodig was voor het inwerpen van de kolen, en er voorts op moest toezien dat de pompen gesmeerd waren, de ketel nauwkeu rig tot de voorgeschreven hoogte met water ge vuld bleef en vooral op te letten of de peilglazen en waterpeiltoestellen niet verstopt raakten. Het grote gevaar bij stoomtoestellen was dat de ketel zou ontploffen door een tekort aan water. Het polderbestuur berichtte de machinist wan neer hij de vuren moest ontsteken en tot welk

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1996 | | pagina 30