G '.NOOTSCHAPSVERZAMELINGEN
149
fb. 3: Gezicht vanuit het noorden over het Molenwater op de stad. Tekening naar schilderij, z.n. en z.j., dat de situatie
óór 1594 weergeeft, raz zg zi ii 219a.
s billende keren vergroot en uitgediept is, binnen
t e stadswallen te liggen. Een deel van het Molen
water wordt gedempt. In 1679 blijkt het een op-
I ervlakte van vijftien gemeten te hebben.
1'erzanding
Met Molenwater, dat gegraven is om verzanding
an de haven tegen te gaan, dreigt zelf, evenals
i e stadsgrachten, in de loop van de tijd steeds
i pnieuw dicht te slibben. In de stadsrekeningen
ijn grote uitgavenposten terug te vinden voor
et uitdiepen van het Molenwater en de grach-
i en. Bekend is dat er baggerwerkzaamheden
I laatsvinden in 1608, 1622, 1677, 1692, 1737 en
777. Om een beeld te krijgen van deze werk-
t aamheden zal in het navolgende nader worden
i igegaan op een rapport uit 1720 en de werk
zaamheden uit 1735-1737''. Het aanzien van het
Molenwater is toen drastisch veranderd door de
anleg van de Zuidsingel. Met de daarlangs opge-
1 okken bebouwing en de beplanting werd het
1 Iolenwater tot een fraaie stadswijk.
In 1720 worden een aantal deskundigen aange-
chreven met het verzoek om advies uit te bren-
en over het uitdiepen van het Molenwater en
1 iet tegengaan van de verlanding in de toekomst,
i let rapport van ingenieur C. van Bommel is be
waard gebleven. Bommel schrijft dat de sluis-
i leur bij de Spuibrug een breedte van tien voet
heeft, terwijl zich bij de Stadsschuur twee sluis-
i leuren met een gezamelijke breedte van 22 voet
>evinden. Bij het spuien worden beide sluizen te-
;elijk open gezet, waardoor het water in het Mo-
lenwater, dat zeer breed is, de laagste snelheid
leeft en hier het meeste slib wordt afgezet. Bont-
nel adviseert dan ook om de binnengrachten van
iet Molenwater te scheiden door sluizen bij de
Noordbrug aan te brengen. Na het schuren van
cle haven met het water uit het Molenwater kan
het Molenwater zelf met het water li it de grach
ten worden geschuurd. Andere deskundigen zijn
van mening dat de doorgang bij de Seisdam, in
1700 aangelegd, ongedaan moet worden ge
maakt. Een ander advies van Bommel luidt, het
Molenwater te versmallen opdat het minder snel
zal dichtslibben; de sluisdeur bij de Spuibrug kon
namelijk niet breder worden gemaakt. Een ple
zierige bijkomstigheid is dat het uitdiepen dan
veel goedkoper wordt. In plaats van 14.000 schaf
ten aarde die bij het uitgraven van het gehele
Molenwater moeten worden afgevoerd a raison
van drie a vier gulden per schaft, hoeven er bij
verkleining slechts 6.000 schaften aarde te wor
den uitgegraven, die bovendien in het te dempen
deel kunnen worden gestort, waardoor de kosten
op 20 a 25 stuivers per schaft komen. Omdat het
stadsbestuur reeds besloten heeft een nieuwe be
schoeiing langs het Molenwater te laten maken,
zal deze versmalling geen andere kosten met zich
meebrengen. Verder stelt Bommel dat 'indien
UEd. [d.w.z. het stadsbestuur] eenige inclinatie tot
embellisement voor de stad mogte hebben soo
soude in het doen van dese affsnijdinge door
middel van het becostigen van nog een beschoe-
ijnge een rijweg en een plantage langs de buijten-
kant der oude nuturen agter het bagijnekerkhof
gemaakt konnen worden'7. Wel wijst Bommel
erop dat veel weerstand tegen een verkleining
van het Molenwater te verwachten is. Maar, zo
merkt hij op, als het niet gedaan wordt, zal de
spuikom binnen tien a vijftien jaar opnieuw zijn
dichtgeslibd. Uit de archieven is op te maken dat
niet de voorstellen van Bommel zijn overgeno
men maar die van andere deskundigen. In 1723
wordt in de Seisdam weer een sluis aangebracht.
Vijftien jaar later is het Molenwater zo ver
dichtgeslibd dat er echt wat moet gebeuren. Nu
wordt één van Bommels ideeën uitgevoerd. Op