DE SCHELDE TE VLISSINGEN TUSSEN 1875 EN 1900:
EERST HET BEDRIJFSBELANG, DAARNA DE FILANTROPIE
1
Leo de Kraker
Waarom ging het Vlissingse bedrijf De Schelde over tot het invoeren van sociale voorzieningen en hoe
waren deze in vergelijking met andere bedrijven? Was er sprake van vooruitziend bedrijfsbeleid, dus ei
genbelang op langere termijn, of was het een vorm van altruïsme?
Centraal in deze verhandeling staat de sociale po
litiek van de Schelde. Een veelgehanteerde om
schrijving van het begrip sociale politiek is af
komstig van Sjef Stoop, die onder meer het
personeelsbeleid en de arbeidsverhoudingen bij
Philips, Bayer en Hoogovens in historisch per
spectief bestudeerde: 'Sociale politiek is een vorm
van strategisch handelen van de ondernemer, ge
richt op enerzijds de regulatie van de sociale
structuur binnen en rond de onderneming, met
als doel deze af te stemmen op de economische
structuur van de onderneming, en anderzijds de
afstemming van de economische structuur van de
onderneming op de sociale structuur'.
Het door Stoop gemaakte onderscheid tussen
arbeidspolitiek en sociale outillage is van wezen
lijk belang. Arbeidspolitiek heeft te maken met
factoren als arbeidsmarkt, arbeidsproces en ar
beidsverhoudingen, terwijl de sociale outillage
wordt bepaald door bedrijfswoningbouw, be
drijfsgezondheidszorg, bedrijfsonderwijs en -op-
leidingen, sociaal-culturele activiteiten en fonds
voorzieningen.
Ter uitwerking van de vraagstelling van dit arti
kel wil ik mij aansluiten bij Stoop, die zich
afvraagt, in hoeverre de ontwikkeling van de so
ciale outillage te verklaren valt vanuit de arbeids
politiek, en in hoeverre minder direct bedrijfsge
bonden factoren in die verklaring dienen te
worden opgenomen.
Om de relatie tussen arbeidspolitiek en sociale
outillage duidelijk aan te geven moeten de motie
ven van De Schelde bij het tot stand brengen van
onderdelen van sociale outillage worden nage
gaan. Kunnen de door het bedrijf toegepaste
middelen voor werving en het behoud van arbeid
als attractiemiddel, bemoedigings- of ontmoedi
gingsmiddel, dan wel als restrictiemiddel worden
beschouwd? Attractiemiddelen kunnen worden
verdeeld in primaire arbeidsvoorwaarden (zoals
salarissen en de uitbetalingsfrequentie ervan), se
cundaire arbeidsvoorwaarden (zoals gunstige re
gelingen voor overwerk, medezeggenschap en
ziekte-, ouderdoms- en ongevallenverzekeringen)
en tot besluit gunsten en faciliteiten buiten de
werkvloer, dat wil zeggen: alles wat niet direct
aan de productie kan worden gerelateerd, zoals
leeszalen, gebedsruimten, ontspannings- en
kunstbeoefeningsverenigingen, alsook huisves
ting en volkstuinen.
Onder de middelen die kunnen worden inge
zet om werknemers te behouden, onderscheiden
we enerzijds bemoedigingsmiddelen en ander
zijds ontmoedigings- en restrictiemiddelen. Bij
ontmoedigingsmiddelen moeten we denken aan
sancties in de sfeer van kredietverlening en nega
tieve referenties. Restrictiemiddelen zijn contrac
tueel vastgelegde vrijheidsbeperkingen, bij voor
beeld een bepaling in het arbeidscontract die de
werknemer verplicht een bepaalde periode in
dienst te blijven.
De pioniersfase: een wervende sociale outillage
Onderzoek naar het ondernemingsbeleid van De
Schelde toont wat betreft de activiteiten van lei
dinggevenden inzake motiveren, controleren en
bijsturen van hun werknemers duidelijk aan dat
het bedrijf er een paternalistische stijl op nahield.
Het beleid was gericht op beheersing van het per
soneel. In de pioniersfase had deze een liberaal
karakter, hetgeen vooral tot uitdrukking kwam in
de wijze waarop attractiemiddelen als het Zieken
en ondersteuningsfonds en de huisvesting van
werknemers van de grond kwamen. Vanwege de
schaarste aan arbeid door, enerzijds, de geringe
beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel en,
anderzijds, de zuigkracht die van scheepswerven
elders uitging als gevolg van hogere lonen, had
den de voorzieningen van De Schelde vooral een
wervend karakter. Zo werd in 1876 een Zieken
en ondersteuningsfonds opgericht waarin werk
lieden één procent van hun loon stortten en
waarvoor het bedrijf een bedrag van 100 be
schikbaar stelde. Bij het verlaten van de werf kre
gen de werklieden hun inleggeld terug. Een deel
van dit fonds werd verdeeld onder de werklieden
die minder loon hadden ontvangen doordat zij,
ten gevolge van ziekte of andere omstandighe
den, minder hadden gewerkt. Wervend was ook
de aan jongeren geboden mogelijkheid om als
volontair te worden aangenomen; hierdoor was
het mogelijk om via een interne bedrijfsopleiding