SIGNALEMENTEN 37 ïoewel zij geregeld in kunsthistorische publica ties worden genoemd, nooit eerder volledig in kaart zijn gebracht. Als basis voor Baudouins onderzoek zijn be waarde brieven- en rekeningenboeken, alsmede door de architect zelf verschafte informatie ge bruikt. Hierdoor vindt men in dit jaarboek zowel details over zijn bouwwerken als gegevens over zijn persoonlijkheid en werkwijze. Met grote nauwgezetheid worden de vele archiefvondsten met bouwwerken in verband gebracht en nader uitgewerkt. Ook stilistisch wordt Van Baurscheits oeuvre ontleed. Zo kan medewerking aan een aantal tot nog toe onzekere gebouwen aanneme lijk worden gemaakt, terwijl de auteur in het ver leden geopperde toeschrijvingen op basis van zijn onderzoek verwerpt. Van Baurscheits inspan ningen op het decoratieve vlak blijven helaas grotendeels buiten beschouwing. De auteur noopt hier in een ander verband alsnog op in te kunnen gaan. Deze oeuvrecatalogus is chronologisch inge deeld naar de belangrijkste perioden in Van Baur scheits leven. Zowel zijn werkzaamheden in Ant werpen en omgeving als de opdrachten in Holland en Zeeland komen aan bod. In Zeeland heeft hij een belangrijke rol gespeeld. Tot zijn roegste werken behoren een aantal huizen en ouitenplaatsen op Walcheren. Door het aantonen van gelijktijdige werkzaamheden in en rond Ant werpen maakt de auteur echter korte metten met het idee dat Van Baurscheit enkele jaren in Zee land woonde en hier voor het eerst enige erken- ling genoot. Belangrijke opdrachten uit zijn be ginjaren waren de buitenplaats Der Boede in Koudekerke, het in mei 1940 verwoeste Huis van den Brande aan de Lange Delft te Middelburg en het ondanks hevige protesten in 1985 gesloopte Van Dishoeckhuis in Vlissingen. Ook in zijn latere jaren was Van Baurscheit voor de Walcherse elite werkzaam. Hij maakte toen onder meer ontwerpen voor het Middel burgse stadsbestuur en het Van de Perre-huis aan het Hofplein. Aan alle Zeeuwse opdrachten wordt, evenals aan de Vlaamse, in dit jaarboek ruimschoots aandacht besteed. Naar een diep gaand beeld van zijn Zeeuwse bouwheren, hun onderlinge relaties en oriëntatie op de Zuidelijke Nederlanden is echter niet gestreefd. De auteur loopt door het publiceren van de hem bekende gegevens anderen aan te zetten tot nader onder zoek op dit terrein. Ondanks enkele kleine onzorgvuldigheden, zo als het abusievelijk op Noord-Beveland localise- ren van de Noordhollandse gemeente Oosthui zen, geeft dit boek een indrukwekkend overzicht van het bouwkundig oeuvre van een tot nu toe niet voldoende erkend architect. De publicatie van Baudouins gegevens over Van Baurscheits werkzaamheden op het decoratieve terrein (beeldhouwwerk, kerkmeubilair. interieurdecora tie en tuinaanleg) laat node op zich wachten. Al leen dan kan een totaal beeld van deze veelzij dige kunstenaar worden gegeven. C.E. Zonnevylle-Heyning J.L. Kool-Blokland, Van Rumoirt tot RazernijWa terschap Hooien 1959-1995. Waterschap Zeeuwse Eilanden 1996. 160 blz., geïllustreerd (gedeeltelijk in kleur), met literatuuroverzicht en diverse bijla gen. De titel van dit boek zal velen de wenkbrauwen doen fronsen: is het Waterschap Tholen in zijn zesendertig bestaan tot razernij gekomen? Nee, zo erg is het niet. Rumoirt en Razernij zijn de uiterste polders die tot het grondgebied van het water schap behoorden. Het had nog erger gekund: vóór de Razernijpoler lag tot 1570 het poldertje Broodeloos. 'Van Pluimpot tot Stinkgat' had ook gekund. Tholen zit vol met fraaie namen. De samenvoeging van de waterschappen van de Zeeuwse eilanden leidt tot een stroom van historische publicaties. Na Duizend jaar Walche ren is nu ook de geschiedenis van het Water schap Tholen verschenen. Geen duizendjarige geschiedenis ditmaal, maar slechts een relaas van de zesendertig jaar van het fusiewaterschap Tho len, waartoe sinds 1969 ook Sint-Philipsland en sinds 1983 het Zeeuwse deel van het interprovin ciale waterschap De Prins Hendrikpolder behoor den. Eigenlijk is het wel jammer dat alleen deze korte periode behandeld wordt; de geschiedenis van het eiland Tholen is nog altijd niet geschre ven. Met zijn 160 bladzijden is het toch een boek van formaat geworden. De gebeurtenissen van de laatste kwart eeuw worden er uitvoerig in be schreven. In die korte periode is ook veel gebeurd: herstel van de rampschade, de heiver kaveling, de partiële dijkverhogingen, het Delta plan, de discussies over de Oosterschelde, de Schelde-Rijnverbinding, de wegenaanleg, het wa terkwaliteitsbeheer als nieuwe taak van het wa terschap en de zoetwatervoorziening. Op al deze zaken wordt uitvoerig ingegaan, niet alleen op de technische aspecten, maar vooral ook op de uit gebreide en soms felle discussies die de grote veranderingen losmaakten. In deze korte periode is het waterschapsbedrijf van een traditionele taak, in handen van enkele plaatselijke landbou wers, uitgegroeid tot een dynamisch apparaat met een uitgebreide technische outillage. De lo cale bestuurders zijn steeds verder teruggetreden, de inbreng van de technici is enorm gegroeid. Het boek doet hiervan op nuchtere wijze ver slag. Tot een echte geschiedschrijving, het plaat sen van de gebeurtenissen in een groter kader,

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1997 | | pagina 47