DE SCHELDE
Afb. 2: De timmerfabriek van de Schelde omstreeks 1920. Fotoarchief Scheldegroep, nr. 182-05-
'wij-Vlissingen-gevoel' door bij ontslagen eerst
werknemers van elders en daarna pas Vlissingers
te ontslaan en een huisvestingsbeleid dat erop
gericht was migratie te beperken (volkstuintjes).
De voorschriften van het Zieken- en ondersteu
ningsfonds werden na enkele jaren gewijzigd: in-
leggelden werden niet langer terugbetaald aan
werklieden die de werf verlieten. Bovendien
werd de verplichte bijdrage van de werknemers
op 1,5% van het loon gesteld, waarvoor de werk
nemers in ruil gratis doktershulp bij ongelukken
buiten de werf kregen. Ondanks het bestaan van
het Zieken- en Ondersteuningsfonds werden
door de werklieden zelf onderlinge fondsen ge
sticht om extra uitkeringen te kunnen doen; zo
werd bij voorbeeld in 1886 een 'onderling zie
ken- en ondersteuningsfonds der werklieden van
de maatschappij de Schelde' opgericht.
In december 1905 werd aangekondigd dat een
'reservefonds tot aanmoediging van sparen' ten
bedrage van 10.000 zou worden gesticht. Dit
was de eerste aanzet voor een pensioenvoorzie
ning. De regeling hield in dat iedere werknemer
die in de periode van één jaar ten minste drie
procent van zijn loon op een spaarbankboekje of
pensioenboekje had gestort, een premie van tien
procent over het gestorte bedrag ontving. Wie
meer stortte, ontving over dat meerdere eveneens
tien procent, maar dit gold slechts voor een ge
stort bedrag dat ten hoogste zeven procent van
het in dat tijdvak verdiende loon bedroeg. Een
extra premie van vijf procent was er voor werk
nemers die aan het eind van het jaar konden aan
tonen dat zij het gespaarde bedrag en de bijstor
ting aan rente onaangeroerd hadden gelaten.
Ambtenaren waren verplicht te sparen, werklie
den niet. De stortingen door de Schelde werden
in 1913 verdubbeld tot respectievelijk twintig pro
cent en tien procent. De eerste echte pensioenre
geling voor de werknemers kwam tot stand in
1908: 65-jarigen werd een wekelijks bedrag van
2,50 plus tien cent per dienstjaar uitgekeerd. In
1915 vond de oprichting van een 'Aanvullings-
Pensioenfonds' plaats. Hierin stortten de werklie
den elk drie-vierde procent van het normale
loon. Hieruit werden toelagen op de pensioenen
van tien tot vijftien procent uitgekeerd. Het was,
met andere woorden, zeer lonend om bij de
Schelde te blijven!
Het personeelsbeleid als bemoedigingsmiddel
was dus sterk gericht op het aankweken van be-
drijfsbinding en loyaliteit aan de fabrikant. Dit
kwam in de huisvestingspolitiek van De Schelde
zeer nadrukkelijk tot uitdrukking in de betrok
kenheid bij de oprichting, op initiatief van direc
teur mr. J. Smit, van de woningbouwvereniging