66 kaKellf. De geschiedenis Rest nog het verhaal. Schriftelijke bronnen over fruitteelt zijn er nauwelijks. Een werkgroep ge schiedenis heeft vaktijdschriften, theorieboeken van de Lagere Landbouwschool (de 'groene school') en artikelen in onder meer het Zeeuws Tijdschrift doorgewerkt, maar deze geven niet meer dan een indruk of zijn te vakgericht voor de leek. Er is geen algemeen standaardwerk voor handen. Een tijdrovende bezigheid kwam erbij: er moest onderzoek gedaan worden. Archieven, vakbladen en de zeventiende- en achttiende- eeuwse literatuur werden doorgenomen. Ook werden talrijke vraaggesprekken met oud-fruitte lers en fruitplukkers en -pluksters gehouden. Al deze puzzelstukken vertellen samen het verhaal van de fruitteelt. De schriftelijke bronnen over de fruitteeltge schiedenis in ons land gaan terug tot het begin van onze jaartelling. De Romeinse geschiedschrij ver Plinius de Oude heeft het in zijn Historia Naturalis al over veredeling, bemesting en me thoden om vruchten te bewaren. In de Middel eeuwen was er reeds sprake van handel in fruit. Uit een bevestiging van Graaf Floris aan de koop lieden in Middelburg blijkt dat in het jaar 1271 al handel in fruit wordt gedreven. Van gespeciali seerde fruitteelt was echter geen sprake: het was niet meer dan een nevenvorm van het boerenbe drijf. Op het boerenerf had men vaak ook een boomgaard met jong vee dat daaronder graasde. De hoogstambomen boden bescherming aan het vee en zorgden ook voor een leuke bijverdienste voor de boer. Echt productief was de fruitteelt niet: er gaat namelijk enige tijd overheen voordat een hoogstamboom vruchten draagt die voor consumptie geschikt zijn. Het gezegde 'boompje groot, plantertje dood' spreekt voor zich. In klooster- en kasteeltuinen werd intensieve fruitteelt bedreven. De Franse monniken zijn be gonnen met het experimenteren met boomvor- men en specialiseerden zich in snoeivormen. Aanvankelijk was de productie voor eigen ge bruik en werden de appels tot appelmoes of -ci der verwerkt. Later werd de productie in kloos tertuinen grootschaliger, voor eigen gebruik maar ook voor de verkoop. Appels, peren, pruimen en kersen werden dikwijls 'op stam' verkocht, dat wil zeggen dat de handelaren en pachters zelf voor de pluk, verzending en afzet moesten zor gen. Op 'appelmarkten' in Goes, Middelburg, Rei- merswaal en Zierikzee werd het fruit aan de be volking verkocht. Monniken haalden hun kennis over telen en snoeien uit oude Griekse en Ro meinse geschriften en konden binnen de om muurde kloostertuinen experimenteren. In de dertiende eeuw werd de handel in fruit overgenomen en bepaald door gilden van 'appel- copers' of 'fruyteniers'. Omstreeks deze tijd speelt

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1997 | | pagina 36