42
NEHALENNIA
Afb. 1: Altaar van kalksteen, hoogte 89 cm. Collectie ze. Het zijn twee fragmenten. De breuk loopt door de nis. Rechts bo
ven en links iets boven het midden mankeren stukken. Inscriptie: Deae Nehaleniae M(arcus) Iustinius Atbus l(ibens)
m(erito), 'Aan de godin Nehalenia Marcus Iustinius Albus, gaarne en met reden'. (Alle foto's zijn, tenzij anders vermeld,
vervaardigd door de fotografen van het rmo, Martien Vinkesteijn en Peter Jan Bomhof.)
deze aflevering van Zeeland en kan daarom het
beste meteen aan bod komen (zie ook afbeelding
1). Het is het eerste altaar uit de Oosterschelde
met een afbeelding van drie godinnen. Deze aan
duiding is niet geheel juist, want merkwaardig
genoeg staat de inscriptie in het enkelvoud: Deae
Nehaleniae, 'aan de godin Nehalenia'. Het zou
daarom beter zijn te spreken van een drievoudige
Nehalen(n)ia.
In de nis zitten drie vrouwen op een bank zon
der leuning. De middelste is iets kleiner en smal
ler dan de andere twee, een meisje tussen twee
matrones. Voor het overige zijn ze zo goed als
identiek. De middelste heeft in de rechterhand
iets dat aan een tuiltje bloemen doet denken. Met
haar linkerhand houdt zij een mandje met vruch
ten op haar linkerknie. De anderen hebben even
eens in de linkerhand een mandje of schaal met
vruchten. In de rechterhand hebben ze iets dat
op een bosje planten lijkt.
Op de rechter zijkant is een hoorn van over
vloed gebeeldhouwd. Boven de versierde rand
ziet men drie appels met daarop een door peren
geflankeerde dennenkegel. Van de rand hangen
een korenaar en een druiventros af. Het mid
dendeel is met bladeren versierd. Daaronder zijn
de krullende uiteinden van een strik. Op de he
laas beschadigde linker zijkant staan twee elkaar
kruisende hoornen van overvloed met onduide
lijke vruchten. Alleen links is nog een afhan
gende korenaar te onderscheiden. Ook hier in
het midden bladeren. Onderaan lopen ze in
knoppen uit.
Op de bovenkant, die de vorm van een zadel-
dakje heeft, liggen achteraan twee appels, voor
aan links (rechts is een stuk weggebroken) is een
rest van een vrucht.
De drie godinnen dragen geen schouderman
teltje, het kledingstuk dat zo kenmerkend is voor
Nehalennia. De haardracht lijkt anders te zijn dan
die van Nehalennia. Ook het tweetal hoornen
van overvloed op de ene kant vertegenwoordigt
een nieuw element. Voor een hond en een grote
fruitmand op de grond was geen plaats. Maar al