ungkr 101 Dat Unger. die in zijn economisch-historische studies steeds meer blijk gaf van een marxistische visie en openlijk lid was van de sdai\ er niet blin delings op vertrouwde tot Middelburgs archivaris te worden benoemd, moge duidelijk zijn. Boven dien achtte hij zijn wetenschappelijke activiteiten met betrekking tot de Middelburgse bronnenpu blicatie in een te pril stadium om de doorslag te kunnen geven bij de autoriteiten. Fruin bleek be reid nogmaals te helpen. Hij bracht het gemeen tebestuur van Middelburg een positief advies uit over Unger. Unger benaderde tevens de Leidse archivaris Overvoorcle. Ook aan hem liet Unger blijken niet gerust te zijn de vrijgekomen functie te zullen krijgen: 'En hoewel ten gevolge van locale ver houdingen mijn kansen misschien minder zijn, dan waarop ik recht meen te hebben, maak ik er natuurlijk ernstig werk van. Uw gezindheid ken nende aarzel ik dan ook geen oogenblik u te ver zoeken een aanbeveling te richten aan B. en W., aan wien ik in mijn sollicitatie heb medegedeeld, door u in de archiefwerkzaamheden te zijn in geleid. Hoewel ik geenszins voor elke archief betrekking in aanmerking zou willen komen, gaat deze vacature mij ten zeerste ter hart, daar ik voor de geschiedenis van Middelburg zeer veel gevoel en een driedeelige bronnenpublicatie voor de rgp (onder curatorium van prof. Fruin, die hier gelukkig nog al relaties heeft!) mij voor- loopig hier bindt'. Mede door de steun van Fruin en Overvoorde werd Unger benoemd. Hij was erg gelukkig, zo liet hij Overvoorde weten, terug te keren 'in het vak, dat mij hereditair aan trok'12. In archivarissenkringen bleef de benoeming van de leraar staatswetenschappen omstreden. Voorzitter Muller van de Vereeniging van Archiva rissen had liever gezien dat na de dood van Swa- ving het Middelburgse stadsarchief gevoegd was bij het Rijksarchief in Zeeland. De uit Utrecht af komstige Muller had geen hoge pet op van de door Unger te Leiden opgedane archiefervaring, en stelde in een zuinig geformuleerde gelukwens dat Unger, hoewel 'niet opzettelijk voor ons ambt (is) opgeleid, hij archivarissenbloed in de aderen (heeft)"3. Een suggestieve opmerking die men in Leiden niet onbesproken wenste te laten. Over voorde klom in de pen en wees op de zijns inziens uitstekende opleiding die Unger bij Fockema Andreae genoten had. De Zeeuwse rijksarchivaris K. Heeringa weigerde in een brief aan Overvoorde expliciet steun uit te spreken voor Unger: 'Wat Muller over hem gezegd heeft, is toch zóó erg niet? Hij heeft de opleiding die Unger van u heeft ontvangen, misschien niet op de rechte waarde geschat, dat geef ik toe'". Een warm welkom was anders. Openlijk sodalis! in woord en daad De moderne economisch-historische wetenschap was in Ungers studiejaren uitgesproken Duits en sociaal-democratisch. In Leiden hielden bekende marxisten zoals F. van der Goes, A. Pannekoek, H. Roland Holst en W. van Ravesteyn lezingen. Unger was als student nog geen lid van de sdap, maar zijn in 1916 verdedigde proefschrift over de middeleeuwse stad en de levensmiddelenvoorzie ning was één aanklacht tegen de liberale econo mische theorie en ademde een sociaal-democrati sche nestgeur uit. Unger trad dan ook toe tol de sdap, waarin met name de economische geschie denisopvatting van het marxisme hem aansprak. Vooral met zijn vakgenoot Van Dillen en met de theoreticus Van der Goes zocht hij binnen de par tij contact. In mei 1916 werd Unger door de redactie van De Socialistische Gids uitgenodigd medewerker te worden. Energiek toog hij na het afronden van zijn proefschrift aan de slag. Llit zijn recensies en artikelen bleek dat hij hel historisch materialisme met enthousiasme bestudeerde. Een geschoold marxist voelde Unger zich echter niet. Zo liet hij redactiesecretaris W. Bonger in november 1917 weten, dat hij een artikel over 'De Hervorming' niet aandurfde, omdat 'noch mijn hist, materialis tisch inzicht, noch mijn theologische kennis daar voor voldoende is', en wat ik, althans voor mij zelf, niet goed kan doen, laat ik liever aan an deren over"3. Van valse bescheidenheid was hier geen sprake: Unger meende oprecht dat zijn bij drage aan de socialistische theorie uitsluitend kon liggen op het gebied van de economische ge schiedenis. Maar hij kreeg als auteur nauwelijks mogelijkheden om dergelijke vakinhoudelijke bij dragen te leveren. Veel medewerkers van De So cialistische Gids, met Van Dillen voorop, waren ook economisch-historicus, waardoor de spoeling dun werd. In het Zeeuwse was Unger bovendien ver verwijderd van de Amsterdamse redactiebure len. Unger bleek in Zeeland bereid de socialistische ideeën openlijk uit te dragen. Al in 1915, het jaar van zijn vestiging in Middelburg, werkte hij mee aan de wintercursussen van de sdap in Vlissingen. Dat was in verband met zijn betrekking, zijn ar chief-ambities en gezien de politieke verhoudin gen in Zeeland een moedige stap. Immers, nog in 1910-1911 dreigde heel anti-revolutionair Vlissin gen de marxist G. Mannoury als leraar aan de Handelsschool te ontslaan. Liberalen voorkwa men dat ontslag op het nippertje, maar veel raadsleden lieten openlijk weten dat er in Vlissin gen geen socialisten meer bij het onderwijs aan gesteld zouden worden"'. De Middelburgse afde ling van de sdap kende verscheidene leden van intellectueel formaat, zoals de marxistische jurist G.W. Sannes (tot zijn verhuizing in 1911) en de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1997 | | pagina 25