ungf.r
99
caties een kritisch onthaal van de Groningse
hoogleraar I. Gosses, die zich afvroeg of het his
torische materiaal, na in handen te zijn geweest
van bronnenuitgevers, niet zijn 'frischheid' had
verloren. De historicus was volgens Gosses eer
der geneigd om zelf onbekend materiaal in de ar
chieven op te sporen. De Leidse historicus C.
Bussemaker sprak zelfs minachtend van 'opper-
manswerk'. Een felle reactie van Unger viel hem
ten deel: 'Ook ik stel natuurlijk de historische
compositie hooger dan het uitgeven van bron
nen. hoe hooge en vaak zware eischen ook deze
aan den bewerker mogen stellen. Doch gelijk de
metselaar zonder opperman geen steen op den
anderen zou kunnen krijgen, zoo is zonder bron
nen de historische essayist tot onvruchtbaarheid
gedoemd'6.
De stroom artikelen en bronnenuitgaven leidde
niet tot een wetenschappelijke carrière voor Un
ger. Voor belangrijke posten te vergeven bij het
Nederlandsch Economisch Historisch Archief
(neha), bij 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën
(rgp) en bij redacties van tijdschriften werd hij
telkens gepasseerd. Wellicht sloeg Brugmans de
spijker op zijn kop toen hij zich na de dood van
Unger openlijk afvroeg, of deze niet 'enigszins
verbitterd tegenover het leven (stond) dat hem
misschien niet tot die hoogten heeft gebracht die
hij zich had voorgesteld te bereiken?'7.
Een weinig opwindende studietijd en een leraar
schap in Zeeland
Willem Unger was de zoon van de Rotterdamse
archivaris Johan Hendrik Willem Unger en Corne
lia Gerarda Stapert. Zijn vader stierf reeds in
1904, toen de jonge Willem nog het gymnasium
bezocht. Met zijn moeder, zijn twee jaar jongere
zuster Elisabeth Theresia en zijn grootmoeder van
vaderskant verhuisde Unger in 1907 van de Maas
stad naar Oegstgeest. Hij schreef zich in bij de
Leidse juridische faculteit. Rechtsgeschiedenis en
staatswetenschap vormden de hoofdmoot van
zijn studie. Unger bleek een middelmatige stu
dent, die in eerste instantie zelfs voor zijn docto
raal examen werd afgewezen. Van studentenver
enigingen was de thuiswonende student geen lid.
Het meest opwindend, en ook het meest vor
mend, was voor Unger het cursusjaar 1912-1913,
dat hij doorbracht aan de Gentse universiteit bij
H. Pirenne. Zijn leven lang zou Unger bewonde
ring blijven koesteren voor deze economisch-his-
toricus. Maar na het Belgische uitstapje was het
weer 'terug naar Oegstgeest'.
In zijn studententijd ontmoette Unger zijn toe
komstige vrouw. Het was Elsa van Brero, stu
dente aan de faculteit van wis- en natuurkunde.
Belangrijker was wellicht dat deze dochter van
een uit Nederlands-Indië afkomstige zenuwarts
evenals Unger woonde in het sjieke gedeelte van
Oegstgeest.
Ook na Ungers studie verliep alles voorspel
baar. Zijn hoogleraar rechtsgeschiedenis S.J.
Fockema Andreae bezorgde hem een baantje bij
het archiefwezen. In 1913 kon Unger bij de
Leidse archivaris J.C. Overvoorde aan de slag. Hij
werd er 'volontair met den persoonlijken titel van
commies'.
Unger zocht ondertussen naar een betere be
trekking om in zijn levensonderhoud te voorzien,
een betrekking die hem tegelijkertijd in staat zou
stellen aan een proefschrift te werken. Zoals zo
veel jonge wetenschappers vond hij deze baan in
het middelbaar onderwijs. Vanaf februari 1915
was hij werkzaam als leraar staatswetenschappen
aan de Rijks-hbs in Terneuzen. Zijn economische
zelfstandigheid betekende tevens dat op 28 april
1915 het huwelijk met Elsa van Brero kon wor
den voltrokken. Het kersverse echtpaar vestigde
zich in het monumentale pand Londensekaai 11
te Middelburg. Na zijn promotie in juli 1916 kreeg
Unger een betrekking aan de Handelsschool van
de hbs te Vlissingen, die hij vanaf 1918 inruilde
voor de School voor Handelsonderwijs in Middel
burg. Een toekomst als leraar zat er echter niet in.
Unger was geen geanimeerd en begenadigd spre
ker. Het leraarschap was voor hem geen roeping,
maar een noodzakelijk kwaad. Zijn optreden
voor de klas bleef niet onbesproken. In april
1929 werden door ds. G.H. Kersten, voorman van
de sgp, bij het bestuur van de school klachten
over Unger gedeponeerd: hij zou in het klaslo
kaal gedurig vloeken, onzedelijke gesprekken
met leerlingen voeren en de lessen handelswe
tenschappen die hij te geven had, verwaarlozen.
Unger werd er zelfs van beticht aan leerlingen
adressen van publieke vrouwen te hebben ver
strekt*. De zaak liep met een sisser af. Maar de af
faire versterkte bij Unger de opvatting dat zijn
toekomst niet in het onderwijs lag.
Archivaris in Middelburg
Toen Unger zich in 1915 te Middelburg vestigde,
was die keuze geen toeval. Hij wilde wonen in
een historisch belangrijke stad, waar zich grote
en nog onbewerkte archieven bevonden. Het
was hem namelijk bekend dat de rgp van zins
was een bronnenpublicatie te wijden aan een
middeleeuwse stad èn dat de Middelburgse archi
varis W.O. Swaving in 1918 met pensioen zou
gaan.
Unger kende de secretaris van de Commissie
van Advies van de rgp H.T. Colenbrander nog uit
zijn Leidse collegejaren. Het kerstbezoek aan zijn
schoonouders in Den Haag greep Unger aan
voor het arrangeren van een gesprek met de
Leidse hoogleraar: 'Al is het reeds lang geleden,