146 KEES PRONK zaken in deze roman zijn griezelig actueel. De omstandigheden zouden vergeleken kunnen wor den met onze tijd, maar dat gebeurt niet, zodat ook dit boek van Pronk toch weer een goed ge schreven, goed afgeronde 'streekroman' is geble ven. Kritiek en vogelvrijverklaring Over het werk van Kees Pronk wordt geen eens luidend oordeel geveld. De reacties op het feuil leton Keessiedat in 1958 in De Spiegel verscheen, bewijzen dat wel. Eigenlijk is het een enorme eer voor Pronk dat velen zich zo druk maken over zijn verhaal. In een ingezonden brief in de ru briek 'Contact' in De Spiegel schrijft een lezer over Keessie dat debielen dit lezen en ervan genie ten, ala, maar dit te vergelijken met een meester werk als Bartje gaat toch al te ver. Spaar uw abonnees voor een herhaling van dergelijke 'lec tuur', a.u.b.'. De reacties bleven niet uit. Een voorbeeld uit De Spiegel: mij persoonlijk heeft de heer Pronk met zijn onopgesmukte en levens echte verhaal over de kleine jongen uit Vlaardin- gen van de dertiger jaren diep ontroerd'. Verder ontving Pronk brieven en briefkaarten die Keessie's lof bezongen en de eerder genoemde criticus bij wijze van spreken naar de hel wens ten! (Fijntjes omschreven dan, want De Spiegel was een christelijk blad, en daarin hoor je zoiets niet te uiten.) Pronk vond serieuze kritiek misschien niet erg. Wel was hij geraakt door het feit dat men over kunstenaars alles maar mag zeggen. Zo haalt hij in zijn knipselboek de woorden van ene H.P. van de Aardweg aan, die zegt: 'Wanneer ik in een krant schrijf, dat mijn groenteman rotte kool ver koopt, brengen ze mij voor de rechter, maar als je met 'zweet en tranen' in een boek of schilderij of een muziekstuk iets van jezelf hebt willen ge ven - altijd iets menselijks dus dan mag ieder een je vrijelijk beledigen en bekladden', en 'Boter en kaas worden wettelijk beschermd, maar de produkten van de geest zijn vogelvrij; daar mag de hele wereld op schieten'. De taak. van Kees Pronk. De taak die Kees Pronk zich gesteld heeft, houdt niet op bij het schrijven van christelijke romans. Hij draagt zijn overtuiging ook uit tijdens lezingen en besprekingen in schoolklassen5. Op het Zeeuwse boekenfeest dat in 1962 in hotel Britannia werd gegeven (een regionaal boe kenbal naast de traditionele festiviteiten op dit gebied in de randstad), waren Zeeuwse schrijvers uitgenodigd om hun werk toe te lichten, en in dat gezelschap mocht Kees Pronk natuurlijk niet ontbreken. De Zeeuwse Bibliotheek in Middel burg organiseerde in 1986 een manifestatie over de streekroman. De reden was de geringe aan dacht die de literaire kritiek over het algemeen aan het fenomeen streekroman wijdt, terwijl het grote publiek er juist erg van geniet. Er verscheen een brochure, getiteld Onder de korenmaat? Ma nifestatie rond het thema streekroman. Daarin maken we kennis met achtenvijftig Nederlandsta lige auteurs van streek- en familieromans. Kees Pronk is ook opgenomen in het boekje, maar wegens plaatsgebrek zijn de biografische en bi bliografische gegevens beknopt. Tijdens de mani festatie werden verschillende activiteiten georga niseerd. Op de avond waarop Zeeuwse auteurs centraal stonden, praatte Kees Pronk over eigen werk en las eruit voor. Hij vertelde onder andere hoe de bovenmeester hem op de lagere school voor de klas riep om zijn opstel voor te lezen. Leuk vond hij het toen allerminst, maar 'achteraf heb ik vaak gedacht: op dat moment besefte ik voor het eerst hoe fijn het was om te schrijven'. Boeiende oesters Kees Pronk heeft zijn sporen verdiend met zijn streekromans. Het zijn over het algemeen boeken met een duidelijk Zeeuwse sfeer, en uit alles valt op te merken dat Pronk zich Zeeuw voelt en de plaatsen waar zijn verhalen zich afspelen, dooi en door kent. Een auteur van streekromans moet zich interesseren voor de mensen waarover hij schrijft. En wie zou beter over met name Yerseke kunnen schrijven dan iemand die daar lang heeft gewoond en gewerkt? Het meest overtuigend en boeiend lijkt Pronk wanneer hij vertelt over de oestercultuur. De enorme hoeveelheid werk die verzet moet wor den vóór de oesters op de markt komen, de spanning, elk seizoen weer opnieuw, of er 'broed' op de pannen zit, we beleven het alle maal mee of we erbij betrokken zijn. Het sorteren en schoonmaken in de loodsen van de oesters, die daarna weer uitgezaaid worden om verder te groeien (het duurt immers jaren voor een goede oester verhandelbaar is). Als de oesters van goede kwaliteit zijn, moeten de orders binnenge haald worden, en dan neemt Pronk ons mee en zitten ook wij als lezer in spanning over de vraag, of het lukt een duur restaurant of een groot wa renhuis als klant te winnen. Vervolgens komt de jachtige tijd van de dagelijkse transporten, meestal naar België en Frankrijk. Maar zelfs in de oestersector komt een slappe periode, zo tussen april en september. En dan schrijft Pronk! Hij zegt: 'Er zijn verscheidene mensen, die niet voor 100, maar voor 150 of zelfs 200% zakenman zijn. Die nooit los komen van hun "branche". Ik vind het gewoon leuk om ook eens iets anders te

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1997 | | pagina 28