126
ARCTISCHE ZEEHONDEN
Fig. 1. Arctische zeehonden gevonden in Zeeland; links boven een jonge zadelrob Pboca groenlandica); rechts boven
een jonge klapmuts Cystophora cristatd); links onder een baardrob Erignatbus barbatus); rechts onder een ringelrob
(Phoca hispida) en in het midden een walrus Odobenus rosmarus). J. Zaagman fecit.
met een lengte van 193 cm., werd op 27 juni
1988 in de haven van Yerseke gevonden (zie fig.
2).
Ook een zeer zeldzame verschijning op de
West-Europese vastelandkust is de walrus Odo
benus rosmaruszie fig. 1). Deze soort is zo
uniek van uiterlijk, dat verwisseling met een an
dere soort onmogelijk is.
Op 23 november 1976 werd eerst te Dijkmans-
huizen en daarna bij Oudeschild op Texel een
walrus waargenomen. Een paar dagen later werd
het dier bij de havenmonding van Colijnsplaat ge
zien. Van daar is de walrus onder de Zeelandbrug
naar het oostelijk deel van de Oosterschelde ge
zwommen. Men heeft het dier niet terug zien
zwemmen, maar op 3 december van dat jaar
werd het liggend op een militair terrein bij het
Belgische Zeebrugge waargenomen. Het dier
werd het water ingejaagd en de dag daarop in
het Middelgat onder Hansweert geobserveerd.
Dezelfde dag werd de walrus 's namiddags in het
Gat van Ossenisse gezien. Weer een dag later, op
7 december 1976, lag het dier opnieuw op de
dijk bij Colijnsplaat. Daarna verdween de walrus
uit de Zeeuwse wateren. Op 9 december werd
het dier liggend aan de dijk bij Cocksdorp op
Texel gesignaleerd. Na die datum verdwijnt het
uit het Nederlandse gebied. Zie voor de vermoe
delijke tocht van het dier in de Zeeuwse stromen
figuur 3. Het bezoek van de walrus heeft veel op
zien gebaard en in de pers verschenen veel be
richten over het dier. Daar de walrus alleen waar
genomen en gefotografeerd is, weten we niet of
het een vrouwelijk dier of een jong mannetje
was; de slagtanden waren namelijk betrekkelijk
kort.
Ten slotte de meest algemene dwaalgast uit het
noorden: de ringelrob Phoca hispidazie om
slag). Deze soort, de meest voorkomende zee
hondensoort in het hoge noorden, is lange tijd op
de kusten van West-Europa verward met de ge
wone zeehond Phoca vitulina). De dieren zijn
kleiner dan gewone zeehonden van dezelfde
leeftijd en de vlekken op de rug en flanken zijn
ringelvormig en raken elkaar niet (zie fig. 1). Bij
de gewone zeehond lijkt de kop op die van een
hond, bij de ringelrob op die van een kat. Zelfs
zoölogen van naam hebben ringelrobben vroeger
aangezien als kleine gewone zeehonden met een
wat afwijkende vlekkentekening. Vandaar dat
men dacht dat zij in onze streken uiterst zeld
zaam waren. Momenteel weet men dat jaarlijks
twee a drie exemplaren op de West-Europese
continentale kust te vinden zijn (van Noord-De-
nemarken tot Zuid-Spanje).
Uit Zeeland kennen wij de volgende vondsten: