30
GENOOTSCHAPSVERZAMELINGEN
Afb. 2. De herdenkingssteen. Collectie kzgw.
De herdenkingssteen
De herdenkingssteen was gemetseld in de zuide
lijke buitenmuur van de kerk. De hoogte be
draagt 30 cm., de breedte 157 cm. en de dikte 9
cm. De steen is van zachte kalkzandsteen.
Tijdens een vergadering van het Genootschap
op 4 maart 1835 deelt vice-president J.A. Moens
mee dat de steen is aangekocht en men zal 'be
proeven of het opschrift nog kan worden lees
baar gemaakt'1. Hoewel de rekeningen met bijla
gen van de thesaurier uit 1835 bewaard zijn
gebleven5, is er over de prijs van de steen niets te
vinden.
Op de steen zijn twee handen afgebeeld, die
een banderol met een tekst vasthouden waarop
in 1835 nog slechts te lezen viel: 'de doot ...deser
werelt d... xv... henderijx jare xi octobris'. Als
er ruim 150 jaar geleden zo weinig meer te lezen
viel van de tekst, is het begrijpelijk, gezien de
zeer zachte, kwetsbare steensoort, dat we nu nog
slechts kunnen gissen naar enkele letters en cij
fers. Wel zijn de handen die de banderol vasthou
den, nog duidelijk te onderscheiden. Eigenaardig
is dat in de Walchersche Arkadia van Mattheus
Gargon uit 1715 gesproken wordt over 'in een
ineen] gevlochten handen', en dat in sommige
andere bronnen die fout klakkeloos wordt over
genomen, terwijl de handen bijna anderhalve me
ter van elkaar verwijderd zijn'1! Gelukkig zijn er
ook auteurs die wel goed gekeken hebben7.
De legende van de twee handen
In de Walchersche Arkadia8 laat de auteur twee
liefhebbers der oudheidkunde, Heerman en
Ewoud, bij de Sint-Pieterskerk een gesprek voe
ren over de steen met de handen. Die handen
zijn een zinnebeeld van trouw en oprechtheid,
legt Heerman uit, een beeld dat we nogal eens
op Romeinse penningen tegenkomen. Het bij
schrift luidt daar: 'Fides Exercituum', wat de le
ger- of krijgstrouw aanduidt. In ons geval is het
ter nagedachtenis aan twee gelieven, die op het
moment dat ze tijdens hun huwelijksplechtigheid
elkaar de rechterhand moeten geven, beiden
dood neervallen. Heerman geeft als verklaring
voor deze bijzondere gebeurtenis, dat 'door
kracht der verbeelde vreugd het bloed wederzijds
gestremt, en de twee beminnende herten geslo
ten zijn geworden, gelijk men veel meer dierge
lijke voorbeelden heeft van menschen, die van
overgroote blijdschap schielijk zijn dood geble
ven'.
De eerste die, in 1867, een volledig verhaal
over 'de steen met de handen' schrijft, is J.C. Al-
torffer9. Hij doet dat in dichtvorm, 'naar aanlei
ding van schaarse gegevens'. Over het sterven
van de geliefden dicht hij:
Doch het tweetal zielsgelieven, in de lijdens-
school beproefd,
Duizelt voor al de aardsche weelde, die hen
door den echtknoop toeft.
Overstelpt van zaligheden, zijn ze noö zich zelf
bewust
Storten beiden roerloos neder 's Levens fak
kel werd gebluscht!
Ook in het Zeeuwsch Sagenboek10 wordt kort
over de twee handen geschreven, maar het ver
haal wijkt erg af van de eerder genoemde bron
nen. Hier wordt namelijk over een graftombe
gesproken en de namen van de jonge mensen
luiden Anna en Willem.
Hoe zit het nu eigenlijk met de gelieven en
hun belevenissen? A.M. Wessels, de vroegere con
servator van het Historisch Museum Noord- en
Zuid-Beveland te Goes, schrijft uitgebreid over de
avonturen van Heindric en Aleida". Of hij het bij
het rechte eind heeft, staat te bezien, maar als we
zijn legende verkort en ontdaan van 'tranen en
geween' weergeven, komen we op het volgende
verhaal uit, dat zich rond 1572 afspeelt.