36
signalementen
op de veranderingen in het landschap sterk is
overschat. Daartegenover staat de vaststelling, dat
de aantasting van de polderdijken langs de getij
degeul van wat de Westerschelde geworden is
niet moet worden onderschat. Het onderhoud
van deze dijken kan in detail worden gevolgd en
de invloed wordt geschetst van andere natuur
lijke factoren en van het economisch en politiek
optreden dat in Deel n wordt onderzocht.
Zo gaat in Deel na de aandacht uit naar de sa
menhang tussen de stormvloeden en natuurlijke
factoren zoals ijsvorming, bodemsamenstelling,
en ondermijning en afschuiving van dijkgedeel-
ten. Opmerkelijk is de analyse, aan de hand van
de bronnen, van de weersomstandigheden tussen
1490 en 1615. Deze analyse toont aan, dat het
aantal stormen en hoge vloeden met schade in
de tweede helft van de zestiende eeuw sterk toe
nam en dat deze periode ook opvallend kouder
was dan de voorafgaande vijftig jaar. Met andere
woorden, de resultaten van het onderzoek wijzen
op een verband tussen de periode waarin de
duur van het vorstseizoen toeneemt, en het intre
den van wat in de literatuur de 'Kleine Ijstijd'
wordt genoemd. Daarnaast wordt aangetoond dat
de Honte zich ontwikkelde tot een belangrijke
getijdegeul met een sterke erosiekracht en hoger
oplopende vloedstanden. De bodemsamenstel
ling, de waterafvoer van de binnenpolders en het
microreliëf worden als interne natuurlijke facto
ren beschouwd die de dynamiek van het land
schap hebben beïnvloed.
De benadering van deze materie is voor een
historicus bijzonder moeilijk. Zo moet worden
vastgesteld dat de dikte van een mariene afzet
ting alleen kan worden bepaald aan de hand van
de duur van de inundatie. Ook wordt gesteld dat
bodems met een zandige samenstelling gemakke
lijk worden weggeschuurd, terwijl wat de Polder
van Namen betreft de aanwezigheid van een
zandrug het voortbestaan van dit poldergebied
heeft verzekerd! Niettemin mag de globale bena
dering als verdienstelijk worden beschouwd. Zo
heeft de inventarisatie van alle gegevens omtrent
de ligging van de zeesluizen aangetoond dat
geen algemene wijzigingen zijn opgetreden. Dit
betekent dat het maaiveld in de gebieden met
veen onder het mariene dek niet door klink werd
verlaagd wanneer de capaciteit om het binnen
water te lozen werd verhoogd.
In Deel nb wordt de invloed van de economi
sche ontwikkelingen op de landschapsdynamiek
geanalyseerd. Centraal hierbij staat het onderzoek
naar de ontwikkeling van de kosten van dijkon-
derhoud en -herstel en naar de geografische
spreiding van het grondbezit van vorst, geeste
lijke instellingen en particulieren. De Kraker
toont duidelijk aan dat ten gevolge van de door
inflatie sterk gestegen dijkkosten en een niet al
tijd even efficiënte grondexploitatie het broze
evenwicht waarin het polderlandschap zich be
vond, niet kon worden bewaard. Vooral de ver
schuivingen in de verdeling van het grondbezit il
lustreren zeer goed, dat vlak voor de militaire
inundaties van 1583-1586 het dominante particu
liere grondbezit in de kwetsbare polders langs de
Westerschelde niet de minste waarborg vormde
voor het behoud van het landschap.
In Deel nc wordt nagegaan welke rol het be
stuurlijk centralisme heeft gespeeld bij de land
schapsontwikkeling tot de jaren 1550-1560. Tot
slot wordt aangetoond hoe de landschapsbelan-
gen nadien moesten wijken voor financiële en
zuiver politieke problemen. Het gaat hier om een
materie waarmee niet-historici weinig vertrouwd
zijn en die behandeld is aan de hand van geval-
studies waarbij direct de invloed op het land
schap kan worden vastgesteld.
In het kader van dit signalement kan slechts
gewezen worden op de grote lijnen van het on
derzoek dat zijn neerslag vindt in deze publicatie.
Het boek is echter dermate rijk aan gegevens en
conclusies over de ontwikkeling van de polders
in Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen, dat het vanuit ver
schillende invalshoeken een grondige benadering
verdient. Deze studie nodigt mij, als landschaps-
geograaf met belangstelling voor de historisch ge
groeide trekken van het huidige landschap, uit
om de vormgeving na te gaan van het nieuwe
landschap zoals dat is ontstaan na de militaire in
undaties, alsook om in het niet-verdronken land
(de zogenaamde rampgebieden) de nog aanwe
zige relicten van het Middeleeuwse polderland
schap te detecteren.
A. Verhoeve
De P.C. Boutens-collectie van de Zeeuwse Biblio
theek te Middelburgsamengesteld en ingeleid
door R.M. Rijkse, met bijdragen van B. Peper
kamp en M. Goud. Amsterdam, 1997. Prijs:
36,50.
Voor zover iemand nog niet wist dat de Zeeuwse
Bibliotheek een fraaie Boutens-verzameling bezit,
weet hij het nu, of kan hij zich er in ieder geval
van op de hoogte stellen. De zb bezat reeds een
mooie collectie van deze in Middelburg geboren
dichter, die in 1996 en 1997 is uitgebreid met een
aantal bijzonder waardevolle aanwinsten. Deze
uitbreiding vormde de aanleiding voor de thans
voorliggende catalogus, waarin overigens niet al
leen bundels van Boutens zijn opgenomen, maar
ook titels van andere auteurs die zich in zijn bibli
otheek bevonden, en voorts handschriften, druk
proeven, prentbriefkaarten, foto's, affiches enzo
voort. Alles is met de nodige bibliografische
zorgvuldigheid beschreven, waardoor een goed
beeld ontstaat van het belang van de verzameling.