4
BOUTEN
Afb. 2. Jan Toorop, De Rc
genboog Zeeuws Land
schap. Tekening, 1906
particuliere collectie. Uit
Tableau, jrg. 6, nr.
(1983), p. 104.
En roerloos naast hem staat in 't avondlicht
Een landkind rooddoorgloed als van den
droom
Waarin zij leeft en dien zij niet doorgrondt".
Boutens zal in Toorops kunst veel hebben her
kend van zijn eigen symbolistisch getinte denk
beelden. Met zijn gedichten voor Toorop heeft
Boutens zijn verwantschap duidelijk willen ma
ken. De eerste vijftien regels gaan over Toorop,
de regels 16 tot en met 24 hebben betrekking op
de tekening 'Regenboog' (1906)2". Boutens' vriend
en mecenas Anton van Herzeele, die vaak mee
ging naar Domburg, kocht deze tekening destijds
voor Boutens2'. Boutens schreef in een brief van
5 mei 1907 aan zijn Middelburgse vriend Jacques
Kakebeeke dat de tekening op zijn kamer hing
en dat hij graag wilde dat Kakebeeke 'dat Wal-
chersche tooneel eens met zijn Zeeuwsche oogen
zag. Het is bijzonder Zeeuwsch en bijzonder
mooi'22.
Met 'Gij' (1, 5, 11) wordt Toorop bedoeld.
Toorop werd in 1858 te Poerworedjo geboren op
Java. In 1869 kwam hij naar Nederland. In de
eerste twee regels contrasteren het kleurige licht
in het Oosten (Java) en het bleke licht in het
Noorden (Nederland). In het gedicht komen tal
van woorden voor die te maken hebben met
licht23. Met 'kleurge pracht' kan ook verwezen
worden naar de kleuren van Toorops kunstwer
ken. Uit de volgende regels blijkt dat de 'ik' in
Toorop herkenning en zielsverwantschap vond:
'Tot blij-verdwaasd onze oogen in hun dag/ Her
vonden van uw oogen sprank aan sprank' (3-4).
In de regels 5-10 worden Toorops schilderactivi
teiten gethematiseerd. Met de regels 'Gij die ver
volgdet met gewette stift/ De strakke gratie van
verstild symbool' (5-6) vestigt Boutens de aan
dacht op de strakke manier van tekenen var
Toorop. Bovendien wordt hier het kunstmatige
benadrukt. Een kunstvoorwerp kan worden op
gevat als een 'symbool'. Deze passage kan teven-
poëticaal geïnterpreteerd worden: een dichter dk
met zijn 'stift' woorden, of symbolen, neerschrijft
Hierbij kan betrokken worden dat Toorops werk
evenals dat van Boutens, in verband kan worden
gebracht met het symbolisme, een stroming waar
bij uitgegaan wordt van het bestaan van een ho
gere, ideële werkelijkheid naast de aardse werke
lijkheid. Kunst - in de vorm van schilderkunst,
muziek of literatuur - wordt door symbolisten
beschouwd als een middel om een glimp op te
vangen van die hogere werkelijkheid, alhoewel
deze onbereikbaar blijft2/ In de regel 'De stoere
kracht van 't zwoegende gebaar' (7) wordt ver
wezen naar Toorops tekeningen van zwoegende
Zeeuwse boeren, van wie ook op 'Regenboog'
sprake is2/ Met 'de aardsche ster van 't kinderlijk
gelaat' (8) wordt gedoeld op het 'landkind' (23).
In de tiende regel wordt weer gesproken over de
activiteit van het schilderen: 'de vaste streek der
zuivre lijn'. Nogmaals wordt Toorops manier van
tekenen gethematiseerd. Dan, vanaf regel 11
volgt een vaak geciteerde passage:
Gij kwaamt, gelukkig pelgrim, naar mijn land,
Mijn blond-omduind Zeeuwsch eiland, als het lig:
Voor mij voorgoed in den mystieken glans
Van al de zonnen die dit leven brengt,
Jeugd en geluk, en smart, en weêr geluk?...