EEN MAERLANT-HAND SCHRIFT UIT WATERDUNEN 52 Ad Beenhakker De werken van Jacob van Maerlant, de eerste grote Nederlandse dichter, genoten ook tijdens zijn levt n en kort na zijn dood al grote bekendheid. Zij werden veelvuldig gekopieerd, met het gevolg dat we o< k nu nog over een vrij groot aantal afschriften van zijn werken beschikken. Een van de beivaard geblevc n kopieën van Maerlants Rijmbijbel is vervaardigd door een pastoor te Waterdunen, een sinds lang ver dronken stadje aan de monding van de WesterscheldeHet is het enige verluchte handschrift uit de Mid deleeuwen waarvan we met zekerheid weten dat het in Zeeland is gemaakt. In dit artikel wordt zowel aandacht besteed aan het afschrift als aan de plaats waar het is ontstaan. Maerlant en Zeeland De afgelopen twee jaar heeft Jacob van Maerlant uitvoerig in de belangstelling gestaan. Dat is aller eerst te danken aan het verschijnen van het ma gistrale boek van Frits van Oostrom, Maerlants wereld, dat terecht grote aandacht heeft getrok ken. Daarop volgden twee tentoonstellingen over Maerlant: in 1996 in het Museum Meermanno- Westreenianum in Den Haag en in 1997 in Huyse De Grote Sterre in Damme. Het is dan ook niet de bedoeling om hier nog eens een levensbeschrijving van Jacob te geven. We zullen slechts in het kort enkele belangrijke feiten uit zijn leven vermelden. Jacob van Maer lant werd waarschijnlijk omstreeks 1230 in de omgeving van Brugge geboren. Hij werd tot klerk opgeleid aan de school van Sint Donaas in Brugge. In 1259 wordt hij benoemd tot koster van de parochiekerk van Maarland bij Brielle, en naar deze plaats zal hij zich voortaan ook noe men. Tijdens zijn verblijf op Voorne schrijft hij een aantal werken met een didactisch karakter, bedoeld om aan jonge ridders een goede basis voor hun opvoeding te geven. De parochie Maar land viel onder het gebied van de heren van Voorne, burggraven van Zeeland, en het is zeker dat Jacob onder andere in opdracht van deze he ren werkte. Het didactische gedicht Heimelijkheid der heimelijkheden uit 1266 is geschreven ten be hoeve van de opvoeding van de jonge graaf Flo- ris v. Tussen 1266 en 1270 vestigde Jacob zich in Damme, waar hij wellicht een functie bij het stadsbestuur uitoefende. In zijn Damse tijd ont stonden de grote encyclopedische werken, zoals Der Natueren Bloeme, de Rijmbijbel en Spiegel Historiael. Omstreeks 1290 moet hij in Damme overleden zijn. Jacob van Maerlant heeft Zeeland uiteraard ge kend. Minstens tweemaal moet hij door de Zeeuwse wateren hebben gevaren: toen hij in 1259 naar Voorne verhuisde en toen hij zo'n acht jaar later terugkeerde naar zijn geboortestreek. Van Oostrom veronderstelt echter, dat Jacob ook tijdens zijn Voornse periode geregeld in Brugge is geweest. Uit zijn werk spreekt namelijk een ruime kennis van de toenmalige literatuur, en Van Oostrom vermoedt dan ook dat Jacob van Mae r- lant geregeld de welvoorziene bibliotheek van Sint Donaas heeft geraadpleegd. De reizen tussen Vlaanderen en Voorne gingen uiteraard per schip: door de Zeeuwse stromen, of, bij goed weer, mi schien over zee, buiten Walcheren en Schouwen om. Of Maerlant er aan land is geweest, valt nu niet meer te zeggen. Eén Zeeuwse edelman kende hij in elk geval persoonlijk: Nicolaas van Cats, de machtigste edelman van Noord-Bevc- land, aan wie hij in 1270 zijn encyclopedische n - tuurbeschrijving Der Natueren Bloeme opdroe Nicolaas had niet alleen nauwe relaties met de heren van Voorne en met graaf Floris v, maar hij had ook zakelijke belangen in Damme, en het is zelfs mogelijk dat Maerlant door diens bemiddi - ling zijn nieuwe functie in Damme heeft gekre gen. Het Zeeland waar Jacob van Maerlant doo - heen reisde, was nog een jong land. De Zeeuwse kerneilanden waren nog geen honderd jaar gele - den bedijkt. Tussen Dreischor en Voorne strekte zich nog eindeloze onbedijkte en onbewoonde watervlakten en slikken uit. Toen Jacob koster van de kerk van Maarland werd, was dat cl - enige kerk in de omgeving van Brielle, en Brielï zelf was niet meer dan een vissersgehucht eve buiten het dorpje Maarland. Het naburige Geei - vliet was toen al een plaatsje met een belangrijk tol, maar dat lag aan de overkant van de Bei- nisse, op het eiland Putten. Vanaf het water zag je niet zo veel van de be woning van de Zeeuwse eilanden. De meeste oi - dere nederzettingen waren veilig op de hoge kreekruggen in het binnenland gelegen, en de opkomst van de onmiddellijk aan het open wate r gelegen havensteden moest in feite nog begin nen. Middelburg en Zierikzee waren al van be lang als stedelijke centra en handelshavens. Ook Aardenburg was een stadje van betekenis. Don - burg en Westkapelle bezaten reeds stadsrecht en

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1998 | | pagina 14