ZUIVELCOÖPERATIES
65
Af 3. 8. Boerenmeisje
melkt een koe, 1940. Op
ve 'I boerderijen melkte
men in de jaren vijftig
nog met de hand (foto
particuliere collectie).
n elkslijters. Voor het uitventen van melk dienden
boeren een vergunning te hebben. Zeeland
k *nde een relatief groot aantal vergunninghou-
d irs. De gemiddelde wekelijkse verkoop door
n eikvergunninghouders bedroeg hier in 1950
maar liefst een derde van de verkoop door ver-
g -inninghouders in geheel Nederland32.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat juist in
de consumptiemelkvoorziening de coöperatieve
g idachte breder aansloeg. Hoewel het 'sinds
menschenheugenis in den melkhandel altijd ruzie
i geweest' en de boeren elkaar beconcurreerden
in winstmarges voor de slijters33, ontstond na de
Tweede Wereldoorlog een vrijwel geheel Zeeland
dekkend net van coöperatieve melkafzetcentrales.
L e leden van deze verenigingen waren melkvee
houders en melkhandelaren. Alleen op Zuid-Be-
v .land werden uitsluitend melkveehouders als le
den toegelaten. Doel was telkens de aanvoer van
consumptiemelk en melkproducten en de afzet
v in melkoverschotten te verzekeren. Hiertoe slo
ten de coöperatieve centrales contracten met be-
s aande zuivelfabrieken. De fabrieken verwerkten
oe tijdelijke melkoverschotten en leverden melk
producten aan de centrale. In perioden van te
korten voorzagen zij de melkverkopers van aan-
vullingsmelk34. De zuivelcoöperaties fungeerden
dus als vangnet wanneer in de zelfstandige melk-
verkoop problemen ontstonden. Alleen de zuivel-
coöperatie in Middelburg behield haar centrale
positie. Op Walcheren kwam geen melkafzetcen-
t ale tot stand.
Vanwege het grote aantal boeren dat los melk
verkocht, kreeg Zeeland telkens ontheffing van
de invoering van de standaardisatieplicht. Pas per
I februari 1958 werd de standaardisatie ook voor
Zeeland verplicht, waarbij overigens voor Noord-
Beveland een uitzondering werd gemaakt. Alle
melk diende nu aan de fabrieken te worden gele
verd, zodat de consumptiemelk op 2',/> procent
vet gestandaardiseerd kon worden. Dientenge
volge kon geen melk meer vanaf de boerderij
aan de slijters worden verkocht. Voor de zuivel
fabrieken had de invoering van de standaardisa
tie een forse stijging van de melkaanvoer tot ge
volg33.
Fusies leiden teloorgang in (1952-1979)
De veranderende vraag van consumenten leidde
tot een gedifferentieerd aanbod van zuivel
producten. Het publiek wilde flessenmelk en
speciale producten als chocolademelk, vla en
yoghurt. Om aan deze vraag te voldoen moesten
de fabrieken hun machinepark uitbreiden. Met
name de productie van melkpoeder dwong de
zuivelcoöperaties tot grote investeringen in
nieuwe machines. De kleine fabrieken stuitten op
hun financiële grenzen en waren genoodzaakt
meer te gaan samenwerken. In 1949 sloten de
Zeeuws-Vlaamse coöperaties een leveringscon
tract met de zuivelfabriek te Middelburg voor
producten die zij zelf niet konden maken36.
Op Zuid-Beveland en Walcheren veranderde
de situatie in de jaren vijftig ingrijpend. De fa
briek te Wemeldinge had aan het begin van de
jaren vijftig een uiterst zwakke positie. Er waren
nog slechts twintig leden, die gezamenlijk nog
geen twee miljoen kilo melk leverden. In 1952
ging de zuivelfabriek in Wemeldinge een combi
natie aan met de Middelburgse zuivelcoöperatie,
onder de naam Bevelandse Melkcoöperatie. Met
deze combinatie verwierf 'Walcheren' een meer-