SCHOTSE STAPEL 47 mediair tussen de Engelse marine en de Zeeuwse overheid. Na de oorlog keerde de rust in de delta terug en herleefde de handel. Het jaar 1772 Betreffende het jaar 1772 is een reeks van twaalf documenten bewaard gebleven: een voor elke maand van het jaar. De serie draagt de titel Som- miere staat der Convoyen en Licenten ten Comp- toire Vere [...]42. Bij mijn weten zijn dit de enige bewaard gebleven registers van de convooien en licenten, niet alleen van Veere, maar van alle Wal- cherse havens'5. In deze registers zijn de op brengsten van de diverse belastingen op handel en scheepvaart vastgelegd die voor het hele ge bied van de Republiek golden, een soort 'natio nale' belastingen, die door de Staten-Generaal werden vastgesteld ter financiering van de zee oorlog. Ze bevatten het convooigeld, de licenten, het lastgeld, het half licent en 'transito'. Het con vooigeld was een belasting over de waarde van goederen die geheven werd op alle inkomende en uitgaande handel. In de achttiende eeuw was het licentgeld in Zeeland een heffing op de han del over de Schelde met de Zuidelijke Nederlan den. Inkomende en vertrekkende schepen waren verplicht vijftien stuivers per last (ca. twee ton) te betalen: het lastgeld. Het zogenaamde half licent werd geheven op de goederen die van Holland via de Zeeuwse wateren naar de Oostenrijkse Ne derlanden werden vervoerd. Hiertoe waren in Hollandse havens Zeeuwse collecteurs gestatio neerd. Omgekeerd inden Hollandse functionaris sen in Zeeuwse havens het half licent. 'Transito' was een belasting die werd geheven op goederen die in Veere werden verladen maar een andere bestemming hadden, een soort doorvoerbelasting dus44. Voor de handel op Schotland is vooral het convooigeld belangrijk. Elk inkomend en vertrekkend schip wordt in de Sommiere staat met de volgende posten gere gistreerd: A. nummer van het desbetreffende schip; B. naam van de schipper; C. haven van vertrek (voor inkomende schepen); D. bestem mingshaven (voor vertrekkende schepen); E. naam eigenaar van de goederen; F. samenstelling van de lading; G. waarde van de goederen; H. betaalde belasting. De registratie was niet altijd volledig. Vaak waren cle haven van vertrek of de bestemming aangeduid in algemene termen zoals Schotland of Ierland. De betrouwbaarheid van belastingcijfers is al tijd een punt van zorg. Fraude was heel gebruike lijk. Verschillende auteurs hebben hier in het ver leden al op gewezen'5. In de achttiende eeuw merkten enkele Hollandse waarnemers op, dat in Zeeland de vrijstelling der Schotse kooplieden op grote schaal werd misbruikt. Joh. de Vries schatte daarom de hoogte van de belastingontduiking in Zeeland op 80 procent, terwijl in Amsterdam en Rotterdam de ontduiking slechts 30 a 40 procent zou belopen"'. We zijn in Zeeland in de gelukkige omstandigheid dat we de registraties in de Som miere staat kunnen vergelijken met die van het 'ankeragiegeld', een belasting op het buiten landse scheepvaartverkeer. In tegenstelling tot het convooigeld, dat een landelijke belasting was, was het ankeragiegeld een gewestelijke heffing. Alle buitenlandse schepen die in 1772 Veere aan deden, zijn opgenomen in het register van het convooigeld'7. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat de ontduiking van de convooien en licenten in Veere hoger is geweest dan bijvoor beeld in Amsterdam en Rotterdam, te minder daar de Hollanders die De Vries aanhaalt, wegens propagandistische motieven mogelijk bevooroor deeld waren. Het jaar 1772 week wat de belastinginkomsten betreft niet af van andere jaren in het decennium 1765-1775. Slechts de opbrengst van het uit gaande convooigeld lag net iets onder het gemid delde48. Dat jaar deden bijna honderd schepen Veere aan, dus gemiddeld wierpen elke drie a vier dagen schepen hun anker uit op de rede van het stadje. Vergelijkt men de lijsten van het con vooigeld met die van het ankeragiegeld, dan blijkt dat bijna alle zeeschepen buitenlands wa ren. De enige koopvaarder afkomstig uit Veere was de Hoop (36 ton) van schipper Cornelis Vis. In 1772 maakte het schip twee reizen naar Water ford in Ierland. Waarschijnlijk was dit het enige zeegaande vrachtschip dat eigendom was van Veerse kooplieden. Dit vermoeden wordt beves tigd door de klacht van de magistraat uit circa 1770 er havenden nauwelijks nog zeeschepen in Veere - en door het register van een stedelijke belasting op de scheepvaart4''. In 1772 gingen 98 schepen in Veere voor anker die het convooigeld voldeden. Ze waren tussen de 20 en 110 ton groot. De gemiddelde grootte van de schepen beliep 40 a 50 ton. Dit waren veelal een- en tweemasters, zoals sloepen en brikken. Het enige volgetuigde schip met drie masten was de Saalmouth uit Schotland. Kijken we naar de haven van afvaart en de bestemming van de schepen, dan wordt duidelijk waarom re latief kleine schepen naar Veere voeren. Van de 98 schepen kwam ongeveer de helft uit Schot land, terwijl slechts 20 procent afkomstig was uit Ierland. Daarnaast kwamen er nog schepen uit Noord-Frankrijk (Duinkerke) en Engeland. Zo op het eerste gezicht lijkt Schotland in dat jaar de be langrijkste handelspartner van Veere te zijn ge weest, maar schijn bedriegt. Veruit het belangrijkste Schotse product waren kolen, maar die waren van weinig waarde. Zo had de Catharine (64 ton) van schipper Andreas Beall een lading kolen aan boord ter waarde van

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1998 | | pagina 9