92
DIENSTBODEN IN ZEELAND
i k'
Afb. 2: Pietje Willemse en Maatje Weijler in 1863 (Gemeen
tearchief Schouwen-Duiveland, familiearchief Vlaander).
afstanden voor het aanvaarden van een nieuwe
betrekking. Een dienstje kon gevonden worden
in een naburig dorp, op een ander Zeeuws eiland
of in een stad ver buiten de provincie. Geogra
fisch gesproken bracht het dienstbodeberoep
meisjes soms ver van huis.
In de literatuur wordt het dienstbodenberoep
door sommige onderzoekers een 'brugberoep'
genoemd. Zij veronderstellen dat het dienen
enerzijds als geografische brug tussen stad en
platteland en anderzijds als sociale brug tusssen
lage en hoge sociale milieus fungeerde. Dienst
boden zouden zowel geografisch als maatschap
pelijk gesproken mobieler zijn geweest dan leef
tijdgenoten in andere beroepen. De redenering
achter deze theorie is als volgt. Dienstmeisjes
dienden vaak in betere kringen, dat wil zeggen
beter dan het milieu waaruit zij afkomstig waren.
Zo kwamen zij in aanraking met de levensstijl,
het taalgebruik en de normen en waarden van
grote boeren of stedelijke burgerij. In de dienst
bodenperiode werden dan ook allerlei nieuwe
vaardigheden en kennis opgedaan, waardoor
deze tijd als een soort training fungeerde. Daar
door, zo wordt aangenomen, moeten dienstbo
den in staat zijn geweest om voordelige huwelij
ken te sluiten of de in betrekking opgedane
vaardigheden in te zetten ten behoeve van een
zelfstandiger beroep en zodoende te stijgen op
de sociale ladder.
In dit artikel wordt onderzocht in hoeverre het
beroep van dienstbode in Zeeland een brugfunc
tie vervulde in de negentiende en aan het begin
van de twintigste eeuw. Was het nu zo dat
Zeeuwse dienstboden vaker dan andere Zeeuwse
vrouwen naar de stad trokken en over grotere af
standen migreerden? En kwamen ze vaker ho
gerop, oftewel waren ze vaker sociaal opwaarts
mobiel dan leeftijd- en standgenoten? Om deze
vragen te beantwoorden komen in dit artikel ach
tereenvolgens de sociale achtergrond van
Zeeuwse dienstboden, hun migratiebeeld en ten
slotte de patronen van sociale mobiliteit aan de
orde. Eerst zal echter een bepaalde Zeeuwse
dienstbode aan u worden voorgesteld.
Pietje Willemse en andere Zeeuwse dienstboden
Pieternella Catharina Willemse werd op vijfen
twintig januari 1840 geboren in het stadje Tholen,
als dochter van Arie Willemse en Elizabeth Koop
man. Pietje, zoals Pieternella door familie en
vrienden werd genoemd, had één broer en drie
zussen. Het gezin Willemse woonde aan de Da-
lemsestraat in Tholen, waar vader de plaatselijke
grutterij uitbaatte. Het Tholen van die tijd wordt
in het Aardrijkskundig woordenboek van Van der
Aa als volgt beschreven: 'De stad Tholen
vormt de verbinding tussen Zeeland en Noord-
Brabant middels een pontveer, waarop de grote
klinkerweg tussen Bergen op Zoom en Middel
burg aansluit. In de gemeente Tholen telt men
595 huizen die worden bewoond door 518 huis
gezinnen, die vormen samen een bevolking van
2500 inwoners. De lagere klasse van de inwoners
van de stad zijn over het algemeen vissers zij
vissen meestal op bot, paling en mosselen
Buiten de stad verdienen zij hun brood met de
landbouw, vooral meekrapteelt en korenbouw.
Binnen de stad heeft men een leerlooierij, een
lijnbaan, een meestoof, een stenen wind-koren
molen en een grutterij'.
Tholen was dank zij haar strategische ligging
lange tijd de toegangspoort van Zeeland. De stad
was vierde in de rij van stemhebbende steden in
de Staten van Zeeland en lag op de officiële post-
route naar Walcheren en Zuid-Beveland. Als
poort van de Zeeuwse archipel moet Tholen clan
ook een stadje zijn geweest waar veel vreemde
lingen passeerden op weg naar een van de
Zeeuwse eilanden of juist op hun route naar bui
ten de provincie.