dienstboden in zeeland 93 Figuur 1: Sociale herkomst van Zeeuwse bruiden (1830-1930) (bronnen: iisn, data-release Zeeland 98.2, en Steekproef Mid del bu rgse Huwel ijksa kten 97.1) (n 1800). Grote burgerij Zelfstandige ambachtslieden Toezichthouders Kleine vrije en artistieke beroepen Q> Winkeliers en kooplui CD §- Boeren O O) co g- Geschoolde arbeiders p Q) Dienstpersoneel Vissers Ongeschoolde arbeiders Landarbeiders Losse arbeiders 0 5 10 15 20 25 30 Percentage Uit de bevolkingsregisters uit die tijd blijkt dat het gezin Willemse verscheidene malen kostgangers van buiten het eiland in huis had. Zo maakte Pietje in haar jeugd kennis met een Joodse koop man uit Middelburg die korte tijd in het gezin Willemse verbleef en in 1844 naar Amsterdam vertrok. Voorts verbleef er een ongehuwde mole naar, die later naar Renesse verhuisde. Ook leden van het gezin Willemse zelf keken verder dan de grenzen van het eiland. Pietjes tien jaar oudere broer Leendert, die in de registers als gruttersleer- ling staat genoteerd, vertrok in 1853 samen met zijn Thoolse vrouw naar Goes, waarschijnlijk op zoek naar een baan als grutter. Vijf jaar later keerde hij terug naar zijn geboorteplaats, waar hij waarschijnlijk de zaak van zijn vader kon overne men. Pietje's eerste twintig levensjaren lijken relatief rustig voorbij te zijn gegaan. In het jaar I860 ver lieten zowel Pietje als haar vader bijna gelijktijdig stad en eiland Tholen, zo leren de bevolkingsre gisters. Arie Willemse vertrok naar Amsterdam, teiwijl zijn dochter Tholen voor Zierikzee ver ruilde. We vinden haar terug als dienstbode bij de familie van Casper de Jonge, die aan de deftige Oude Haven woonde. De Jonge, afkomstig uit Den Haag en in 1853 tot stadssecretaris van Zie rikzee benoemd, had op dat moment vier boden in dienst, wat erop duidt dat het gezin in goede doen was. Vanaf het moment dat Pietje in Zierikzee in dienst ging, onderhield zij een levendige corres pondentie met haar beste vriendin, Maatje Weijler uit Tholen. Het gedeelte van de briefwisseling dat op haar loopbaan als dienstbode betrekking heeft, bestrijkt zeven jaar (1860-1866). In deze periode schreef Pietje meer dan dertig brieven aan haar vriendin'. Dank zij dit egodocument kunnen we een uniek inzicht krijgen in het leven van een dienstbode uit de vorige eeuw. Aan de hand van deze briefwisseling is het mo gelijk om de migratiepatronen en de sociale mo biliteit van één dienstbode te reconstrueren. On derzoeksvragen naar de sociale herkomst en de migratie- en huwelijkspatronen van Zeeuwse dienstmeisjes in het algemeen kunnen echter niet aan de hand van één geval worden beantwoord. Met de door de Historische Steekproef Neder landse bevolking (hsn) opgebouwde dataset kun nen we deze patronen echter wel onderzoeken. Uitgaande van het levensverhaal van Pietje Wil lemse, wordt in dit artikel nagegaan in hoeverre haar geschiedenis representatief is voor alle Zeeuwse dienstboden in de negentiende en aan het begin van de twintigste eeuw. De resultaten die hier worden besproken, zijn gebaseerd op

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1998 | | pagina 15