jIKNSTBODEN in zeeland 99 iun huwelijk wel degelijk naar de stad verhuis den. Uit de resultaten wordt echter wel duidelijk dat veel meer meisjes uit de dienstbodegroep van het platteland naar de stad verhuisden dan het geval is bij de controlegroep. Zeeuwse dienst meisjes trokken dus vaker dan andere bruiden /an het platteland naar de stad. Sociale mobiliteit ien brugberoep Dienen kon meisjes dus ver van huis brengen. :',oals eerder werd opgemerkt, functioneerde het oeroep ook als brug tussen sociale milieus. Door te dienen in een hoger milieu dan waaruit zij af komstig waren, kwamen dienstmeisjes in aanra king met het leven, het taalgebruik en de normen en waarden van de hogere standen. De kennis- naking met de levensstijl van de Amsterdamse burgerij was voor Pietje erg onwennig, zoals blijkt uit de volgende passage: 'En dan die vreemde muts op mijn hooft en een japon en een nette schort, o dat is mij nog zoo vreemd' (brief nr. 5, Amsterdam, 28 augustus 1862). Behalve verbazing over de nieuwe omgeving waarin ze terecht was gekomen, klinkt in Pietjes brieven het verlangen naar het oude vertrouwde Zeeland door. In iedere brief vraagt ze uitvoerig naar al haar Thoolse vrienden en kennissen. Zo schrijft ze op 21 september 1862 uit Amsterdam (brief nr. 6): 'Ik hoop in de eerste brief de beste het te vernemen en dan het Thoolse nieuws van de kermis. Ja, beste vriendin mijn hart trekt zulke dagen het meeste, want dat eige, dat famieljaare vind ik hier niet. Ik heb dan hier ook Amsterdam- sche kermis gehouden, maar dat was zoo zaaij en zoo droog, dat kunt uw niet begrijpen'. De voor delen van een dienstje in de stad werden Pietje echter ook snel duidelijk. De stedelijke arbeids markt bood meer mogelijkheden voor goedbe taalde dienstbodebanen, en de lonen lagen er ho ger, waardoor de Amsterdamse dienstmeisjes op veel grotere voet konden leven dan die in Zee land. In een van Pietjes brieven, over een bruiloft van een collega-dienstbode in Amsterdam, komt dit ook tot uiting: 'Het is hier de gewoonte Maatje, als er een paartje trouwt, al is het maar van onze stand, met vijf of zes vigilanten [koet sen] te trouwen, alwaar op een plechtige wijze ingezegend wort en dan is het bij de meeste een groote bruiloft Ik moest komen, nu ik heb dan gevraagt aan mevrouw en mogt dan gaan en hebben mij met zoo een vigilante afgehaald, dus uw begrijpt ik stond op te kijken en te meer toen ik dan daar kwam waren alle die daar waren ook maar dienstmeisjes. Maar allemaal [keurig] gekapt haar en een lichte japon aan en een strikje op de borst' (brief nr. 19, Amsterdam, 6 maart 1864). Afb. 5: Pietje Willemse met haar Haarlemse echtgenoot (Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, familiearchief Vlaander). Trouwen Een van de interessantste veronderstellingen die geuit is omtrent het karakter van brugberoep van dienstmeisjes, betreft de kennis en vaardigheden die een dienstbode opdeed en die haar in staat stelden in een later stadium hogerop te komen, bijvoorbeeld door een (meer) zelfstandig beroep zoals kokkin, vroedvrouw of huishoudster uit te oefenen of een huwelijk te sluiten met een part ner met een hogere maatschappelijke status. Dienstmeisjes zouden mede door hun socialisatie in de betere milieus en hun huishoudelijke erva ring gewildere partners zijn geweest dan bijvoor beeld veldarbeidsters of fabriekarbeidsters. Hier door zouden zij, zo wordt verondersteld, er beter dan andere vrouwen van dezelfde komaf in sla gen om succesvolle mannen te trouwen. Dat de status van een potentiële partner belangrijk was bij de beslissing om te trouwen, komt naar voren in een tweetal passages in Pietjes brieven: 'Ik meen dat ik er al eens wat van geschreven heb, dat ik hier kennes heb gehad aan een zeeman

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1998 | | pagina 21