STERVEN IN ZEELAND 123 Figuur 4: Aantal overlevenden per 1000 geborenen, per dag in het eerste jaar na de geboorte, onderscheiden naar geslacht, 1812-1912 (bron: hsn, data-release Zeeland 98.2). K nderen liepen veruit de meeste kans om te st -rven in de eerste weken na de geboorte. Om dit te illustreren is in figuur 4 voor jongens en meisjes afzonderlijk en in figuur 5 naar periode dt ontwikkeling van de sterfte in het eerste le- v nsjaar in meer detail weergegeven. De periodes ir figuur 5 verwijzen opnieuw naar de drie eer der genoemde tijdvakken: 1812-1839, 1840-1889, en vanaf 1890. De horizontale as in de grafiek geeft het aantal dagen aan dat sinds de geboorte verstreken is, terwijl op de verticale as het aantal nog levende kinderen is vermeld per 1000 gebo- r> n kinderen. Het is duidelijk dat de eerste dagen en weken na de geboorte de meest riskante waren. Ook blijkt dat al in de eerste levensmaand de sterfte onder jongens hoger lag dan onder meisjes. Im mers, na een maand is al 10% van de jongens overleden, tegenover 7% van de meisjes. Na een j ar is 32,4% van de jongens overleden, tegen over 27,6% van de meisjes". De sterfte liep per geboorteperiode sterk uit een. Van de generatie geboren in de jaren 1312—1839 was op het einde van de eerste le vensmaand meer dan 10% reeds overleden, een percentage dat onder de geborenen uit 1840-1889 nauwelijks lager lag. Daarmee vergele ken waren kinderen geboren na 1889 er duidelijk b eter aan toe. Hoezeer na 1912 de situatie in Ne derland nog sterker verbeterde, valt af te leiden Afb. 5: Een Middelburgse lijkbidder uit de tweede helft van de negentiende eeuw (raz, zg, Zei. III. iii-967).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1998 | | pagina 49