124
STERVEN IN ZEELAND
DAGEN SEDERT DE GEBOORTE
Figuur 5: Aantal overlevenden per 1000 geborenen, per dag in het eerste jaar na de geboorte, onderscheiden naar geboor-
teperiode, 1812-1912 en 1976-1980 (bron: hsn, data-release Zeeland 98.2, en Tabeau, Willekens en Van Poppel (1994)).
uit de ook in figuur 5 opgenomen lijn voor de
periode 1976-1980: nauwelijks 1% van de gebo
renen haalt het eerste levensjaar niet, en een jaar
na de geboorte zijn er minder kinderen gestorven
dan in de negentiende eeuw al na een week het
geval was. Uit figuur 5 blijkt ook dat de daling
van de zuigelingensterfte in de negentiende eeuw
vooral moet worden toegeschreven aan de af
name van de risico's na de eerste maand.
Zuigelingen- en kindersterfte: regionale variatie
De provincie Zeeland was in de negentiende
eeuw eigenlijk alleen in administratieve zin een
eenheid. Ook wat de sterfte betreft, bestonden er
grote verschillen tussen de onderscheiden regio's
van de provincie. Figuur 6 geeft aan welke ver
schillen er tussen de gebieden bestonden in het
sterfterisico dat zuigelingen liepen.
Over de gehele periode beschouwd, is de
sterfte in het eerste levensjaar op Noord- en in
Zuid-Beveland duidelijk hoger dan in de andere
vier onderscheiden regio's: Schouwen-Duiveland,
Walcheren, Tholen en St. Philipsland, en Zeeuws-
Vlaanderen. Terwijl in deze gebieden tussen
17,2% en 18,5% van de kinderen binnen één jaar
na de geboorte sterft, overlijdt op de beide Beve-
landen 21,1%, respectievelijk 21,3% binnen één
jaar. Ook voor kinderen tussen 1 en 5 jaar is de
situatie op de Bevelanden veel ongunstiger dan
in de rest van de provincie. Als ook de - niet in
figuur 6 opgenomen - levensfase van 5 tot 10
jaar in de analyse wordt betrokken, blijven
Noord- en Zuid-Beveland het beduidend slechter
doen clan de overige gebieden. Over de gehele
periode en voor de gehele kinderperiode (van 0
tot 10 jaar) stierven hier 31% van de kinderen. In
de overige Zeeuwse regio's was dit gemiddeld
25%. Met name in cle jaren 1812-1839 was de si
tuatie in de Bevelanden desastreus: meer dan
40% van de geborenen stierf toen vóór de tienja
rige leeftijd.
Het patroon dat we in Zeeland aantreffen, past
goed in het beeld dat door eigentijdse auteurs
over de gezondheidstoestand van de Zeeuwse
kinderen werd geschetst. Artsen als Fokker, Broes
van Dort, Coronel en cle onder het pseudoniem
H. schrijvende arts Helderman verklaarden de
verschillen in sterfte tussen de regio's door te wij
zen op het verschil in voeding die aan de zuige
lingen werd gegeven. Over Noord-Beveland
werd door Fokker opgemerkt dat 'de voeding
van de zuigeling steeds kunstmatig en hoogst on
doelmatig was' en 'zogen is uitzondering, brood
pappen, verdunde koemelk, meest de eerste,
schering en inslag'9. Voor Zuid-Beveland gold dat
'ten plattelaride van Zuid-Beveland de moeder
melk het minst gebruikt wordt. De melkflesch is
schering en inslag'10. 'Vooral bij de arbeidersstand