sterven in zeeland 127 Af i. 6: Bejaarden op de binnenplaats van het gasthuis in Vlissingen in 1927 (Zeeuws Documentatiecentrum, Middelburg) ck n de zogenaamde Index of Dissimilarity (id); diis een samenvattend getal dat de mate van on- gelijkheid in de Zeeuwse samenleving beschrijft11. D resulterende index kan geïnterpreteerd wor den als het percentage doden dat herverdeeld zc u moeten worden indien het aantal doden in iedere sociale klasse evenredig zou zijn aan het a: ntal personen dat elke sociale klasse telt (zie Mackenbach en Kunst, 1997). Het blijkt dat deze index na 1839 duidelijk een stijgende lijn vertoont, zowel voor zuigelingen als voor kinderen van 1 tot 4 en van 5 tot 9 jaar. Na 1889 neemt de waarde van de index weer af, maar ze blijft hoger dan in het begin van de ne- g< ntiende eeuw het geval was. De ongelijkheid in de samenleving is dus duidelijk toegenomen ei later maar weinig verminderd. Wel blijkt dat in Zeeland de ongelijkheid tussen de sociale klassen geringer was dan in de provincie Utrecht (Van P< 'ppel, 1995). Dat de sociaal-economische ongelijkheid in st 'rfte het grootst was in de periode 1840-1889, is in overeenstemming met wat door andere on derzoekers naar voren is gebracht. In de periode vóór 1840 was het sterfteniveau vooral afhanke- liik van het vóórkomen van infectieuze ziekten. Met name het al of niet woonachtig zijn in een ruimtelijke omgeving met relatief grote risico's op infectieuze aandoeningen was van invloed op de variatie in sterfte. In zo'n omgeving vond besmet ting vooral plaats via personen die in eikaars na bijheid verkeerden. Omdat de hogere sociale klassen ruimtelijk niet gescheiden leefden van de lagere sociale strata en vooral via hun dienstper soneel in frequent fysiek contact met die klasse verkeerden, boden de specifieke voordelen die verbonden waren aan hun hogere socio-eco- nomische positie, geen bescherming tegen be smetting. Naarmate in de negentiende en de vroeg-twintigste eeuw, vooral na 1890, de ho- gere-welstandsgroepen zich ruimtelijk steeds ver der van de lagere strata verwijderden en vertrok ken uit de buurten en gebieden die door hoge sterfte werden gekenmerkt, namen de sterftever- schillen tussen groepen toe. Natuurlijk bepaalde niet alleen de sociaal-eco nomische positie van de ouders of het kind een grote of kleine kans had om volwassen te wor den. Het overlijden van een kind was de uit komst van een biologisch proces waarop naast de sociaal-economische positie van het gezin tal van andere factoren inwerkten. 'In den boezem

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1998 | | pagina 53