JOH AN SNEP 153 Afb. 2. Inschrijving van de doop van Johanna Catharina Snep op 17 fe bruari 1Ó92 in de Hoog- landsekerk te Leiden. ayrx .itaï. itfné&^n. O&êfn/'j +- te-ff (1 C f\~<iL*Üri£rl'\-^£Ln 7 Vu^..j Irtrn 9e '2t^f gedoopt als dochter van Jan van Bleeck en Met gen Jegers of Jagers. Uit het huwelijk Snep-Van Bleeck kwamen minstens drie kinderen voort. Op 27 juni 1688 werd in de Marekerk te Leiden zoon Johannes gedoopt7. Een dochter Johanna Catha rina werd op 17 februari 1692 in de Hooglandse- kerk ten doop gehouden8. Er was nog een doch ter, Agnita Willemina, die ouder moet zijn geweest dan Johanna, omdat zij in enkele bron nen als eerste van de twee wordt genoemd en als eerste haar handtekening zet. Haar geboortejaar moet dus in de periode 1689-1691 hebben gele gen. Van de Gereformeerde gemeente Leiden kre gen Johan Snep en echtgenote Petronella van Bleeck op 20 november 1694 attestatie in ver band met hun verhuizing naar Zierikzee. Toen woonde het gezin echter al een aantal maanden, zo niet al bijna een jaar, in Zierikzee, in welke plaats Johan Snep waarschijnlijk in 1693 als orga nist van de Grote of Sint Lievensmonsterkerk was benoemd. Eind augustus 1719 overleed Johan Snep. In de kerk waar hij iets langer dan een kwart eeuw de diensten had begeleid, werd hij op 2 september 1719 begraven. Twaalf dragers droegen zijn stof felijk overschot naar het door hem in 1703 ge kochte familiegraf, genummerd 145, aan de zuid zijde van de Middelkerk, tegenover de Sint Matt hijs of Kuiperskapel. Onder de 'dubbelde leye daer Johan Snyp op staet' vond de musicus en ondernemer zijn laatste rustplaats. Toen eind achttiende eeuw de opschriften van de zerken en andere gedenktekens werden geïnventariseerd, was de zerk van het familiegraf Snep al niet meer ter plaatse of bevond deze zich onder het kerk- meubilair9. Petronella van Bleeck overleefde haar echtge noot ruim acht jaar. Zij stierf kort voor de jaarwis seling 1727-1728 en werd op 3 januari 1728 ten grave gedragen door twaalf dragers, in het noor delijke deel van de Grote Kerk. Organistenambt Volgens aantekeningen van Piet de Vos kwam in de kerkmeestersrekening van 1694 een post voor van ruim 66 Vlaamse ponden (400 gulden) 'over een jaar dienst', hetgeen suggereert dat Snep in 1693 organist in Zierikzee is geworden (zie hiervóór). De naam van zijn voorganger kan niet met zekerheid worden vermeld; de evenals Snep uit Leiden afkomstige Cornelis de Jonge, organist circa 1680, is de laatste die Willem Bakker op somt in zijn organistenrij. Wat is bekend over de taken verbonden aan het ambt van organist in de Grote Kerk? De oud ste organisteninstructie, door Bakker integraal weergegeven, leert ons precies wat dit ambt, al thans in 1718, inhield. Vanzelfsprekend was de belangrijkste taak de ondersteuning van het psalmgezang, en wel tijdens de twee zondags diensten en de diensten op dinsdag en donder dag. Bij het uitgaan van de kerk diende de orga nist te spelen zolang nog een groot deel van de kerkbezoekers bleef luisteren, en verder zolang er voorname heren na kerktijd door het kerkge bouw wensten te wandelen. In de maanden no vember, december en januari (nieuwjaarsdag in begrepen) moest de organist iedere dinsdag en donderdag een concert geven 'tot vermaak van fatsoenelijke luyden'10. Een dergelijk concert be hoorde anderhalf uur te duren, van half zes 's middags tot zeven uur 's avonds. Ook moest hij spelen indien het college van kerkmeesters van de Grote Kerk of een van de collegeleden dat wilde. Hij had. de plicht rapport uit te brengen over mankementen aan het orgel. Eén taak lijkt eruit te springen: de plicht tot 'assistentie met sijn musicale conste' van de bijeenkomsten van het collegium musicum. Vrijwel zeker bestond deze bijstand 'in alle manieren' vooral uit dirigeren en verzorging van basso continuo-partijen". Uit Jo han Sneps verzoekschrift uit 1718 (zie hierna) valt op te maken, dat van deze taak bij het collegium

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1998 | | pagina 11