NOG EEN KEER NAAR WATERDUNEN 160 Ad Beenhakker Na de verschijning van mijn artikel Een Maerlant-handschrift uit Waterdunen (in Zeeland 7/2) maarte de heer F. Beekman te Zierikzee mij erop attent, dat ook Beatrijs Augustijn in haar dissertatie Zeesp e- gelrijzing, transgressiefasen en stormvloeden in maritiem Vlaanderen tot het einde van de xvide eeu v' aandacht besteedt aan Wulpen en Waterdunen. Zij beschrijft ook de oorkonde die ik in mijn artikel heb behandeld, maar concludeert dat Buntinx en Gotlschalk zich vergissen wanneer zij het eiland Wulpen en het stadje Waterdunen ten noordoosten van Cadzand situeren. Daarbij beroept zij zich op de zoe- naamde Dampierre-kaart, die doorgaans als een vervalsing wordt beschouwd. Wat is het geval? De Dampierre-kaart heeft als titel: Ten tijde van den grave van Dampiers, grave van Vlaanderen, zoo was de gelegentheyt van Vlaanderen in deser maniere als deser caerte be toont. Den voorn, grave Guy regierde int jaer ons heeren 1274. Hieruit werd steeds de conclusie getrokken, dat de kaart uit 1274 zou stammen. Omdat hij qua taal en kartografie een typisch zes- tiende-eeuws karakter heeft, werd dit als een on mogelijkheid beschouwd en de kaart als verval sing opzij gelegd. Augustijn stelt echter, dat de kaart geen vervalsing is maar een reconstructie kaart, omstreeks 1550 gemaakt door de karto- graaf Frans van de Velde. Zijn naam komt als au teur voor op een kopie van de Dampierre-kaart uit het einde van de zestiende eeuw. Van de Velde heeft meer reconstructiekaarten op zijn naam staan. Augustijn veronderstelt nu, dat Van de Velde beschikte over oude gegevens, die het hem mo gelijk maakten om een betrouwbare reconstructie van de toestand rond 1274 te geven. Als dat in derdaad het geval is, werpt de kaart een ander licht op de situering van Wulpen en Waterdunen. Op de Dampierre-kaart staat Wulpen namelijk ge tekend als een zeer groot eiland, dat zich ten noordwesten van Cadzand tot ver in de Noordzee uitstrekt. Dat betekentdat de noordoever van Wulpen, waar Waterdunen moet hebben gelegen, niet ongeveer een kilometer ten noorden van de Groedse duintjes moet hebben gelegen, maar hal verwege Cadzand-Bad en het Walcherse Westka- pelle (zie figuur 1)! Dat Wulpen een veel groter eiland zou zijn ge weest dan Buntinx en Gottschalk veronderstellen, levert in elk geval een goede verklaring op van twee problemen. Zoals al in mijn eerste artikel werd opgemerkt, bestonden op Wulpen reeds vóór de stichting van Waterdunen vier parochie kerken. Het zou dus een zeer dicht bevolkt ei land moeten zijn geweest. Als Wulpen zoveel groter is geweest, is de aanwezigheid van vier kerken veel gemakkelijker te verklaren. Het tweede probleem is de aanwezigheid van duinen, die uit de naam Waterdunen blijkt. Vol- gens de Dampierre-kaart was Wulpen zo uitt e- strekt, dat het direct aan de Noordzeekust lag, *n in dat geval is de aanwezigheid van duinen vol komen logisch. Waterdunen moet dan aan l et noordelijk uiteinde van de Wulpense duiner rij hebben gelegen. Overigens blijft, zoals we al e> r- der betoogden, ook bij een meer binnenwaartse ligging van Wulpen de aanwezigheid van duin :n heel goed mogelijk. Helaas geeft de Dampierre-kaart geen clefinit ef uitsluitsel over de ligging van Waterdunen, w; nt het stadje komt op de kaart niet voor. Frans v in de Velde beschikte dus niet over informatie n et betrekking tot het plaatsje. Als de kaart inderda id een betrouwbare reconstructie van de situa ie rond 1274 bevat, zou dit betekenen dat Waterc Li nen toen nog niet bestond. Zoals we wetc n, wordt het in de oorkonde van 1290 voor l et eerst vermeld. Het moet dan omstreeks 1280 z jn gesticht. In navolging van Buntinx en Gottschalk tekr it Augustijn Waterdunen op een apart eilandje Dn noorden van Wulpen, zonder hiervoor nadere r- gumenten aan te voeren. Dit eilandje komt da; r- door midden in de Westerscheldemonding te lig gen. Voor het ook in de oorkonde genoenr Ie schor blijft zo wel heel weinig plaats over. Ik >ie dan ook geen reden om mijn mening, dat Wan r- dunen op Wulpen zelf lag, te herzien. We moeten het stadje echter wel verder zeewaarts en noord lijker situeren dan wij veronderstelden. Ten slotte merkt Augustijn nog op, dat Water dunen mogelijk kan worden geïdentificeerd m ;t de verder onbekende 'portum qui vulgariter ap pellator Zincval' ('de haven die in de volksmond Zincval heet'), die in de keur van Sint-Anna-tc r- Muiden van 1242 wordt vermeld. Zij stelt dat Sincfala niet een oude naam van het Zwin is, zo als Maerlant zegt, maar de monding van dé Wes- terschelde aanduidt. Inderdaad moet Waterdun, n aan of dicht bij de monding van de Westc r- schelde hebben gelegen. Het lijkt echter ni A waarschijnlijk, dat het reeds in 1242 onder de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1998 | | pagina 18