varen en vechten 163 Afb. 1. De beëediging van de Vrede van Munster. Kopergravure, 1754 (raz, zg, Zei. 111. in - 172). ondergeschikt moest zijn, maar door de weder zijdse doordringing van geloofsgemeenschap en bestuurlijke instanties hadden conflicten geen kans de politiek te verlammen of te ontregelen (p. 35-53). Overigens wordt Zeeland allerminst als een monolithisch blok van strenge calvinisten, koene kaapvaarders en zelfbewuste regenten ge presenteerd. Kluiver legt uit dat binnen de Staten van Zeeland de eensgezindheid vaak ver te zoe ken was: de handelssteden Middelburg en Veere bepleitten veelal een beleid dat niet strookte met de belangen van een typische landstad als Goes (p. 22-34). Desalniettemin leidden de discussies op provinciaal niveau in de regel tot ondubbel zinnige standpunten die in de Staten-Generaal met verve verdedigd werden; uiteindelijk was de Zeeuwse welvaart zo het best gediend. In zijn analyse van het economische leven sluit Kluiver aan bij het eerder verschenen proefschrift van V. Enthoven. Zeeland en de opkomst van de Republiek; Handel en strijd in de Scheldedelta, c. 1550-1621 (Leiden 1996). Vooral na de oprich ting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (1602) liepen Zeelands belangen in Azië parallel met de Hollandse. Handel en kaapvaart in die streken brachten hoge winsten in het laatje. Ook in de gebieden over de Atlantische Oceaan na men de commerciële activiteiten van beide pro vincies een hoge vlucht. Binnen Europa waren er echter aanzienlijke accentverschillen. Terwijl voor Holland het Oostzeegebied als grondstoffenleve- rancier en afzetmarkt van essentieel belang was, dreef de Zeeuwse economie op de handel met Frankrijk, en in mindere mate met Groot-Brittan- nië. Tevens profiteerde het gewest van oudsher van zijn strategische ligging aan de Honte, de te genwoordige Westerschelde. De val van Antwer pen in 1585 bracht voor Zeeland grote voor spoed: de Schelde werd afgesloten en Zeeland verwierf op grond van het uit de Middeleeuwen daterende stapelrecht een monopolie op de han del naar de Spaanse Nederlanden. De Zeeuwse banden met het Zuiden waren heel hecht, ook omdat vooral na de val van Antwerpen grote aan tallen immigranten in plaatsen als Middelburg een toevlucht zochten. Veelal betrof het hier handela ren en ambachtslieden die zich bij de Reformatie hadden aangesloten; om hun geloof uitgeweken, hielden zij hieraan trouw vast in de hoop ooit nog eens naar een bevrijd vaderland terug te kunnen keren (p. 56 en 201). Anders dan in Hol land werd in Zeeland het ideaal van een hereni ging met het zuiden nog lang gekoesterd, of schoon zo'n hereniging volgens Kluiver al in het begin van de zeventiende eeuw tot een wel heel ver verwijderde illusie geslonken was (p. 256-257). De godsdienstige tegenstellingen had den zich inmiddels zo verhard dat een homogene groot-Nederlandse staat eigenlijk ondenkbaar was geworden: het katholieke zuiden was beducht voor de calvinistische zendingsdrang van de noorderlingen, die de Spaanse Nederlanden voor het ware geloof wilden winnen zonder Rome in hun thuisland de geringste concessie te doen. In dien de oorlogsmachine onverhoopt vastliep en het niet tot verovering en opdeling tussen Frank rijk en de Republiek zou komen, bood alleen kantonnement nog een haalbare oplossing: na een spontane afscheiding van Spanje moesten de Zuidelijke Nederlanden als zelfstandige staat een buffer vormen tussen Frankrijk en de Republiek (p. 151 en 256-260).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1998 | | pagina 21