AREN EN VECHTEN
165
economisch leven kende een diepe recessie (p.
126-128). Deze ervaring bepaalde in belangrijke
nate het optreden van de provinciale autoriteiten
n de discussie over vrede en bestand in latere ja
ren. Na de afloop van het Bestand was de West-
ndische Compagnie een belangrijke pijler van
Zeelands welvaart. In 1621 opgericht, boekte de
Compagnie aanvankelijk via de kaapvaart aan
zienlijke winsten, maar in de loop van de jaren
veertig kreeg zij met een ernstige teruggang te
kampen. Naast een aantal rijke kooplieden had
den veel Zeeuwse kleine luiden spaargeld in aan
delen gestoken, en brede lagen van de bevolking
waren dan ook direct betrokken bij het reilen en
zeilen van de Compagnie. Algemeen gold de
overtuiging dat de West-Indische Compagnie al
leen kon renderen bij een krachtige voortzetting
van de oorlog tegen Spanje.
Aangezien de confrontatie met Spanje op een
uitputtingsslag dreigde uit te lopen, streefde Zee
land in de loop van de jaren naar een gezonde fi
nanciële basis voor de oorlogvoering. Tetwijl
Holland grote schulden maakte, wist de provincie
Zeeland de oorlog grotendeels te financieren uit
de opbrengsten van belasting en kaapvaart die de
overheid toevloeiden (p. 77-78). Maar in 1646
kwam er met de inname van Duinkerken door de
Fransen een einde aan de hoge winsten uit de
kaapvaart binnen Europa. Alleen de kaapvaart in
West-Indië bood nog uitzicht op aanzienlijke
winst. Voor Zeeland was dit een belangrijk punt
van overweging, want de West-Indische Compag
nie was geleidelijk aan in de rode cijfers terecht
gekomen.
In de loop van de Tachtigjarige Oorlog groei
den Zeeland en Holland steeds verder uit elkaar.
Zeker in de periode na het Bestand (1621-1648)
kreeg in Holland oorlogsmoeheid de overhand,
terwijl Zeeland krachtig aan voortzetting van de
strijd tegen Spanje vasthield. In 1632 was Spanjes
militaire positie in de Zuidelijke Nederlanden als
gevolg van ontwikkelingen op internationaal ni
veau ernstig verzwakt en viel stadhouder Frede-
rik Hendrik een schitterende kans te beurt om
het zuiden door middel van een grote overrom
pelingsveldtocht vanuit Maastricht op de knieën
te dwingen. Een meerderheid van de Zeeuwse
Staten steunde de oorlogsplannen, maar in plaats
van een veldtocht volgden er oeverloze bespre
kingen over de voorwaarden waarop onderhan
deld moest worden met een Zuidnederlandse
deputatie, die inmiddels in Maastricht was gearri
veerd. In 1633 werden de onderhandelingen af
gebroken (p. 132—150). In de volgende jaren
kreeg de Republiek Frankrijk als bondgenoot in
de oorlog aan haar zijde. Als vanouds steunde
Zeeland de oorlogspolitiek, maar binnen Holland
won de vredespartij geleidelijk aan invloed. Klui
ver gaat tot in details op de controverse tussen
beide provincies in: hij laat zien dat Zeeland lang
weigert toe te geven, om eerst overstag te gaan
wanneer het gewest van zijn machtige bondge
noot concessies heeft verkregen die een nieuwe
economische neergang moesten voorkomen. De
ondertekening van het Munsterse vredesverdrag
door de Zeeuwse plenipotentiaris De Knuyt, de
roerige ratificatiebesprekingen in de Staten-Gene-
raal en de sobere proclamatie van de vrede ma
ken duidelijk hoe Zeeland lang geworsteld heeft
met de politieke problemen die de oorlogvoering
tegen Spanje stelde en uiteindelijk kopje-onder
ging.
Johan de Knuyt, zoon van een Middelburgse li-
centmeester (belastingambtenaar), was vertegen
woordiger van de Eerste Edele in de Staten van
Zeeland en in die hoedanigheid de toeverlaat van
stadhouder Frederik Hendrik. Als onderhandelaar
te Munster was hij zeker niet gelast tot onderteke
ning van een verdrag dat voorzag in een vrede
met Spanje los van bondgenoot Frankrijk, maar
door Spanje omgekocht zette hij toch zijn handte
kening, tegen de zin van een grote meerderheid
in de Zeeuwse Staten (p. 214). Op 4 april 1648
volgde de ratificatie in een rumoerige sessie van
de Staten-Generaal. Behalve Zeeland weigerde
ook Utrecht zijn fiat te geven. Toen de Zeeuwse
gedeputeerden zich voor intern overleg hadden
teruggetrokken, bezette een Hollandse collega
onverhoeds de voorzittersstoel om tot ratificatie
van het verdrag te concluderen. Zo werd dit cru
ciale besluit met overstemming van twee provin
cies doorgedrukt. Hevige protesten van de
Zeeuwse delegatie bleven zonder resultaat. Uit
eindelijk zat er voor de vergadering van de
Zeeuwse Staten in Middelburg niets anders op
dan zich aan het besluit te conformeren (p.
219-223). De afkondiging van de vrede ge
schiedde op 5 juni 1648, precies tachtig jaar na
de executie van Egmond en Hoorne (en op de
dag af 350 jaar voordat dit proefschrift te Utrecht
verdedigd zou worden). In Zeeland voltrok die
afkondiging zich zonder feestgedruis of opzichtig
ceremonieel, want het was wel duidelijk dat de
Vrede van Munster de provincie weinig goeds
zou brengen (p. 225). Ter ondersteuning van de
noodlijdende West-Indische Compagnie had Zee
land tijdens de discussies over vrede en bestand
een expeditie naar Brazilië bedongen, maar deze
onderneming liep op een groot fiasco uit. Het
verval van de handel door verplaatsing naar an
dere centra, de gevreesde 'diversie van neringe',
was onstuitbaar, ook al omdat de autoriteiten in
de Zuidelijke Nederlanden na de sluiting van de
vrede niet meewerkten aan een fiscale regeling
die met de Zeeuwse belangen accordeerde (p.
228-232).
Na 1648 leefde in Zeeland bij vele autoriteiten
nog lang de wens om de wapens tegen Spanje
weer op te vatten, maar de provincie moest op
boksen tegen een oppermachtig Holland, waar