ZEEUWSE BOERENERVEN - NOTITIES BIJ EEN VERGETEN
ERFGOED
145
Gerard Smallegange
De vissersboot uit Yerseke die, schommelend op de forse witgekopte golven, via de luwte van de grote boe
renschuur ons huis probeerde te bereiken, had een ratjetoe van mensen aan boord. De bemanning zelf
bestond uiteraard uit Ie'se vissersverweerde rooie koppen met een opvallend vrolijke grijns - ze waren
in hun zilte element. De rest van de mensen zag er afgepeigerd en raar uit, gekleed in een bonte menge
ling van niet passende kleren. In een oud tandeloos vrouwtje, getooid met pet en grote mannenjekker,
herkende ik pas na lang staren mijn tachtigjarige opoe die ik. nooit anders dan in de mooie muts en
schort van de Zuid-Bevelandse klederdracht had gezien. Mijn opa, normaal ook in het Zuid-Bevelands
kostuum gestoken, was nu slechts herkenbaar aan zijn lange, spiei~witte polkahaar en zijn haakneus.
De kleren aan zijn oude lijf pasten helemaal niet; een oude Manchesterbroek van een oom werd met
een dik touw omhooggehoudenDe rest van de opgepikte drenkelingen zagen er al even vreemd uit: on
gewassen, ongeschoren, in de. meest vreemde kleren- en dekencombinaties, en allen met een restant van
uitputting en doodschrik, in de ogen. Toen ook ons gezin moeizaam via een zolderraam aan boord was
geklauterd en gehesen, voer de vissersbotter dwars over ons boerenerf, waar de dode kippen in de appel
bomen hingen, in de richting van de binnendijk waarachter het clrooggebleven land lag. De datum was
2 februari 1953, en het was laat in de maandagmiddag toen we van Wolphaartsdijk naar Goes geëva
cueerd werden.
Het verhaal van de onverwachte watersnood die
in 1953 tientallen dorpen in Zeeland teisterde, is
vaak verteld en in beeld gebracht. De verwoes
ting van huizen en schuren, de verdrinkingsdood
van mensen en beesten, het is overbekend. Dat
de aarde de eerste jaren na de ramp niet bruik
baar was wegens het zoutgehalte in de grond, is
vijfenveertig jaar later al veel minder bekend. Dat
alle bodemleven, alle planten, alle bomen en
heesters, alle kleine wilde dieren, zoals hazen,
konijnen en mollen, alle zoetwatervissen en amfi
bieën - dat heel die flora en fauna door het
zoute water (dat in grote delen van Zeeland
enige maanden lang het vruchtbare land bedekte)
ook geheel en al vernietigd was, lijken vandaag
de dag maar heel weinig mensen te beseffen.
Om nog eens even terug te grijpen op onze ei
gen evacuatie: toen we in die vissersboot over
het verdronken erf voeren, zei mijn oudste broer,
een goede twintigjarige en bestemd opvolger op
de boerderij, met een mengeling van wanhoop
en woede in zijn stem: 'We zullen de boerderij en
het erf weer helemaal opbouwen en inrichten als
vroeger'. Waarop mijn vader iets mompelde als:
'Maar dat kan niet, we zullen opnieuw beginnen,
maar het zal totaal anders worden'. Hij had na
tuurlijk gelijk: het tweehonderd jaar oude erf was
door toedoen van het zoute water voorgoed ver
loren. Die schat aan bomen en heesters, heggen
en planten, vogels en zoogdieren, dat geheel aan
flora en fauna en langzaam gegroeide cultuurhis
torische waarden, aan gewoonten en gebruiken,
dat is nooit meer terug gekomen. Nadat het land
drooggevallen was, veranderde alles. Electriciteit
en waterleiding werden aangelegd, stallantaarns
verdwenen en waterputten werden gedempt
(waarmee doorgaans ook de regenbak ver
dween). Ze waren van geen nut meer, en wat
geen functie heeft, verdwijnt automatisch in een
sterk economisch gerichte samenleving. De oude
bomen, sommige gezaaid, sommige geënt of ge
stekt door verre voorzaten, maakten plaats voor
eigentijdse windsingels en vruchtbomen, nu ei
gentijdse soorten en rassen (in de jaren vijftig
Golden Delicious-appels - inmiddels, anno 1998,
ook alweer afgevoerd van de sortimentslijst).
De keur aan regionale rassen, zoals Oomskin
deren-peren en zure Kersewiek-appelen (Kes
wick was de officiële naam), of zoete tante-Dora-
appels, is nooit teruggekomen. Om maar niet te
spreken van de boom die zowel pruimen als
abrikozen droeg - het resultaat van een enting
die mijn opa in zijn jonge jaren met succes had
uitgevoerd.
De paarden maakten plaats voor een tractor,
oude werktuigen werden aangepast of vervangen
door met p.k.'s-aangedreven machines. Het per
soneel verdween, voor hun was geen werk meer.
De oude schuur uit 1768, met riet gedekt en met
gepotdekselde plankwanden (zwart geteerd met
wit afgezet, zoals dat hoorde op Zuid-Beveland)
verloor langzaam maar zeker zijn functie. De
paardestallen leeg, de 'vekken' (ruimten voor
graanopslag) leeg - steeds meer werd er met
combines gemaaidorst op het veld. De machines
en wagens werden steeds groter en pasten niet
meer in de schuur met zijn lage en gecompli
ceerde gebinten van eeuwenoud hout.