SIGNALEMENTEN 39 op de kaart. Uit de tekst blijkt echter dat het in de eerste helft van de vijftiende eeuw al een drukke vaarweg was. Overigens hebben de au teurs wel gelijk wanneer zij stellen, dat pas na de Sint-Felixvloed van 1530 de hoofdstroom van de Schelde zich naar de Westerschelde heeft gelegd. In diezelfde omgeving verbaast het dat de grote kreek I luis: Kioostcrxande en de Vogel niet op de kaartjes te vinden zijn; de geologische kaart geeft ze wel duidelijk weer. Het verschijnsel van de getijde-inversieruggen (de zogenaamde kreekruggen) is op de kaartjes vrijwel alleen te zien op Walcheren, Zuid-Beve land en in Zeeuwsch-Vlaanderen. Maar zouden dergelijke kreekruggen ook niet in oostelijk Zuid- Beveland, op Noord-Beveland en op Duiveland bestaan hebben? Ten slotte is het jammer, dat de (overigens mooi uitgevoerde) kaartjes aan de noordelijke en zuidelijke provinciegrens zo abrupt ophouden. Je zou zo graag willen weten hoe het daar verder gaat. Alleen aan de Noord-Brabantse kant is het aangrenzende gebied ook aangegeven. Kortom, met het gebruik van de paleogeogra- fische kaarten als informatiebron moeten we heel voorzichtig zijn. Dat neemt niet weg, dat Vos en Van Heeringen baanbrekend werk hebben ver richt en dat hun studie, hoe moeilijk toegankelijk ook, een vaste plaats verdient in het rijtje stan daardwerken over de wordingsgeschiedenis van Zeeland. Ad Beenhakker W.D.J. Kuijs: De paddestoelen van Zeeuws-Vlaan- deren. Goes 1998. Uitgave van P.J. Kuijs-Caste- leijn, Bongerd 58, 4462 TC Goes. 465 blz., met illustraties, kaarten en literatuurlijst. Prijs 20,-, exclusief verzendkosten. Wirn Kuijs, die in 1997 overleed, was de beste paddenstoelenkenner van Zeeland. Hij was een amateur (en actief lid van de Koninklijke Neder landse Natuurhistorische Vereniging), die pas op latere leeftijd door de fascinerende wereld van de paddenstoelen gegrepen werd. In 1980 besloot hij om een volledige inventarisatie van de pad denstoelen van Zeeland te maken. In de loop van de jaren verschenen rapporten over de Bevelan- den, Walcheren en Schouwen-Duivelancl. Hij heeft het enorme werk niet helemaal kunnen vol tooien; aan Tliolen en Sint Philipslancl was hij nog maar net begonnen, toen een ziekte hem plotseling velde. Het rapport over Zeeuwsch- Vlaanderen heeft hij nog grotendeels zelf kunnen bewerken. Het inventariseren van paddenstoelen is geen eenvoudig werk. Het vereist een enorme kennis en veel soorten kunnen alleen met behulp van een microscoop op naam worden gebracht. Wim Kuijs heeft zich die kennis eigen gemaakt en ge noot ook bij de professionals respect en waarde ring. Zeeuwsch-Vlaanderen is natuurlijk niet meter voor meter geïnventariseerd. Kuijs heeft 86 inte ressante gebieden grondig onderzocht. Interes sante vondsten in bijvoorbeeld stadscentra en nieuwbouwwijken zijn afzonderlijk vermeld. Ook vondsten van andere onderzoekers, zoals de Zeeuws-Vlaamse amateur Anclré de Meijer, zijn in het rapport opgenomen. In totaal werden niet minder dan 1089 soorten gevonden. Koplopers zijn: de Elclerschans (269 soorten op slechts 3 hectare!), de Noorderbossen van de Braakman (324 soorten), het Axelse Bos (254 soorten), de Zoete Vaart bij Hulst (277 soorten), de Liniedijk bij Hulst (271), de Clingse Bossen (361), de Steense Bossen (317) en de Weelkens bij Clinge (258). Hieruit blijkt, dat Oost-Zeeuwsch-Vlaande- ren rijker aan paddenstoelen is dan West- Zeeuwsch Vlaanderen, en dat vooral de zand gronden een grote soortenrijkdom vertonen. Volledig is de inventarisatie dus niet, maar dat is bij paddenstoelen ook welhaast onmogelijk. Zij verschijnen soms plotseling, verdwijnen dan weer om na tientallen jaren opnieuw op te duiken. Er zullen dus ongetwijfeld nog aanvullende vond sten worden gedaan. Je loopt zelfs de kans dat je een voor Zeeland nog onbekende soort ontdekt; dat is Kuijs ook ettelijke malen overkomen. Maar nu is er een zo volledig mogelijk overzicht, dat van groot belang is voor de kennis van de Neder landse flora en voor het toekomstige natuurbe heer. Voor het laatste doet de auteur op diverse plaatsen aanbevelingen. Het rapport is geïllus treerd met duidelijke tekeningen van zijn echtge note. De paddestoelen van Zeeuws-Vlaanderen is geen salontafelboek. Op het eerste gezicht ziet het er zelfs afschrikwekkend uit: eindeloze tabel len met onbegrijpelijke Latijnse namen. Maar het bevat een schat aan gegevens, die ook de geïnte resseerde natuurliefhebber op het spoor van ei gen onderzoek kunnen zetten. Wie denkt dat er op paddenstoelengebied niets te beleven is, moet de lijst van Nederlandse namen op bladzijden 440-458 maar eens doornemen. Sommige namen kunnen zo in het scheldwoordenboek: slijmkop, sombere vezelkop, schubbige taaiplaat, dikke kelderzwam, valse melkboleet, boompuist, ze ko men allemaal in Zeeuwsch-Vlaanderen voor! Met het voltooien van zijn levenswerk, de in ventarisatie van de Zeeuwse paddenstoelen, heeft Wim Kuijs bewezen dat ook een amateur een waardevolle bijdrage tot de wetenschap kan leve ren. Ad Beenhakker

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1999 | | pagina 57