ZAND, WATER EN VISIE VOOR EEN KUST MET ALLURE; ZEEUWS
KUSTBEHEER NU EN STRAKS
21
oost de Ruig en Piet Roelse
De stormramp van februari 1953 schudde waterkerend Nederland wakker. Dit mocht nooit meer gebeu
ren. De toen in gang gezette Deltawerken getuigen van de enorme ontwikkeling van de waterbouw
kunde. Met de tragedie nog vers in het geheugen, stond het bereiken van de gewenste veiligheid tegen
overstroming voorop. Aanvankelijk overheerste clan ook de strijd tegen de natuurkrachten. Met harde
naatregelen, die soms diep ingrepen in de dynamische morfologie van de estuaria en de kustzone,
noest het gevaar worden afgewend. In de loop cler jaren groeide, met de toenemende veiligheid, ook cle
oaardering voor de natuur en cle kennis van de natuurlijke processen. Zachte oplossingen zoals zand-
opspuitingen kregen de voorkeur boven harde constructies. De techniek stelt ons thans in staat om de
mstlijn op zijn plaats te houden. Maar hoe stringent willen we clat? Welke dynamiek wordt daarin toe
gelaten? Welke mogelijkheden wordt de recreatie geboden? En boe passen economische activiteiten en
vonen in de kustzone? In deze vragen liggen de belangrijkste uitdagingen voor het toekomstig kustbe
heer.
1953 tot 2000: veiligheid en kustlijnhandhaving
voorop
Versterking van de waterkering
In het kustbeheer wordt onderscheid gemaakt
tussen de zorg voor een veilige waterkering en
de bestrijding van kusterosie. De waterkering, be
staande uit dijken en duinen, beschermt het laag
gelegen polderland tegen overstroming door de
zee. Kustverdediging moet de waterkering tegen
erosie beschermen en verlies aan duinareaal
voorkomen.
Nadat in de loop van 1953 en 1954 de dijken
waren gedicht en de grootste schade was her
steld, werd op basis van de richtlijnen van de
Deltacommissie een versterkingsprogramma op-
Afb. 1. Strandhoofden langs de Zeeuws-Vlaamse kust bij Nieuwe Sluis (foto Rijkswaterstaat).