94
DRIE EEUWEN ZEEUWSE LANDBOUW
nodig, nog dit najaar verschijnt daarover een de
gelijk artikel'. Wel dienen we ons ervan te verge
wissen of de kapitalistisch georiënteerde com-
mercialisatie van de landbouw en de aard van het
exploitatiesysteem zich elders ontwikkelden op
een wijze, die vergelijkbaar is met Zeeland.
In enkele delen van Engeland kwam wellicht
al tussen 1560 en 1673 een commercialisering
van de landbouw tot stand. Zij werd gedragen
door wisselbouw, intensivering van de bemes
ting, irrigatie, veredeling van de veeteelt en
drooglegging van moeraslanden. Niets van dit al
les is in Zeeland aan de orde. Elders, in Norfolk
en Suffolk, verschijnt de oriëntatie op de markt
pas in de tweede helft van de achttiende eeuw.
Zij steunt er op wisselbouw, teelt van veevoeders
als rapen en klaver en de introductie van kortere
vruchtwisselingsstelsels. Om het verschil tussen
Engeland en Zeeland te accentueren: in welk
tijdvak men de commercialisering van de Engelse
landbouw ook plaatst, altijd is er ergens tussen
1580 en 1810 sprake van een aanzienlijke pro-
ductiviteitsstijging die twee tot drie generaties
aanhoudt.
De talrijke Franse regionale studies over het
platteland tijdens het Ancien Régime, die tussen
I960 en 1975 verschenen, zijn het over een paar
zaken helemaal eens. In heel de pre-moderne tijd
tot 1720 toe werd de Franse economie geken
merkt door immobilisme en grote regionale ver
schillen. Een uitzondering vormde wellicht het
Ile-de-France vanwege de stijgende vraag uit het
snel groeiende Parijs. De verhalen van de Franse
historici bieden ons niet het geringste perspectief
op met Zeeland vergelijkbare ontwikkelingen.
Het is in Frankrijk allemaal kommer en kwel: ui
terst extensieve exploitatiemethoden, lage pro-
ductiviteiten, middeleeuws primitief bijna. Tot
minstens 1709 was de honger er een ongenode
gast, die zich ook op het platteland vaak liet zien.
Biedt België dan misschien een perspectief?
Deels heeft Priester ons al uit de droom gehol
pen. De Vlaamse bouw was zeer arbeidsintensief,
hoog productief en minstens van de vijftiende
eeuw af sterk georiënteerd op de markt. Het
landbouwsysteem dat er werd toegepast verschilt
in niets van het Zeeuws-Vlaamse. Het brengt ons
niet verder. De Zeeuwse tarwebouw heeft weinig
gemeen met de Zeeuws-Vlaamse wisselbouw. In
het oosten van België maakte het Pays de Herve,
gelegen op de flank van de Luikse Ardennen,
tussen 1660 en 1750 een spectaculaire ontwikke
ling door. De akkerbouw werd er vervangen
door intensieve veeteelt. De Herfse boter en kaas
werden tot in Frankfurt ter markt gebracht. In Na
men en de Zuid-Limburgse Haspengouw werd de
oriëntatie op de markt in de loop van de acht
tiende eeuw een dominant verschijnsel. Het ac
cent lag op graanteelt - veelal rogge - en er was
een schromelijk gebrek aan weiland. Maar daar
mee houden de parallellen met Zeeland ook o
Het terugdringen van de braak, de maximalisat e
van de teelt van veevoeders en de verlenging v; n
de vruchtwisselingsstelsels zijn aan de Zeeuwse
bouw vreemde elementen. De overige handelsg :-
wassen verdwenen van de akkers, en wat ce
graanteelt aangaat, het snel stijgend opbrengstn-
veau kwam kort voor 1800 niet verder dan 80' Ij
van wat op Walcheren omstreeks 1640 al gewoc i
was\
Nederland dan. Wat de landbouw in het noo -
den van het land aangaat, is de auteur van h t
Zeeuwse boek bij uitstek deskundig. Herhaald: -
lijk stelt hij vast dat de twee regio's zo ingrijpen;!
van elkaar verschillen, dat ze niet met elka; r
kunnen worden vergeleken. De zandprovincies
Drenthe en Overijssel kenden zowel op het vlak
van de productiewijze als ten aanzien van c e
productiviteit een dynamiek die in Zeeland nl t
voorkomt. Over Utrecht, Gelderland en Noord-
Brabant is te weinig bekend om er uitspraken
over te kunnen doen. Rest slechts Holland. Hi: r
moeten we refereren aan een boek van De
Vries''. Hij betoogt dat er onder de landbouwe s
in de zestiende eeuw al een sterke oriëntatie c p
de markt aanwezig was. Zij concentreerden zit h
op zuiver agrarische activiteiten, intensiveerden
de teeltwijze en specialiseerden zich. Dit spree t
aan, maar helaas is het belang van de veeteelt i
Holland vaak zo groot, dat diepgaande versch -
len met het Zeeuwse systeem voor lief moeten
worden genomen. Alleen de Zuid-Holland; e
eilanden vormden een uitzondering. Voorre
'became a veritable granary in the sixteenth cei -
tury' lezen we7. Het raadplegen van de aangt -
haalde bron maakt evenwel duidelijk dat h t
woord 'became' een slordigheidje was. Voorre
was in het midden van cle zestiende eeuw al een
graanschuur. Of het gaat om een nieuwigheid e
dat mogelijk was overgenomen van de iets
zuidelijker gelegen eilanden of zich misschien
zelfs tegelijk daarmee had ontwikkeld, is ondu -
delijk.
Er kan maar één conclusie worden getrokkei
De Zeeuwse eilanden vormden al dan niet aai -
gevuld met één of meer Zuid-Hollandse eilande i
ten laatste sedert het einde van de zestienc e
eeuw een samenhangend landbouwgebied m< t
een eigen gezicht. Sedert 1640 had deze lam -
bouwregio een Janushoofd: deels tarwestreel
deels meekrapzone. Heel opmerkelijk is dit nit t.
In heel West-Europa kwamen in de zeventienc
en achttiende eeuw kleine min of meer geslote.:
landbouwzones voor, die qua teelttechniek, pr< >-
ductievormen, dynamiek en produktiviteit he
melsbreed van elkaar verschilden, ook al waren
zij in eikaars nabijheid gelegen.