HIE EEUWEN ZEEUWSE LANDBOUW 95 rklaring De vaststelling dat de Zeeuwse landbouw een 'rarisch systeem sui generis was, maakt de aag naar een economische verklaring wel heel urgent. Niet alleen hebben wij ons af te vragen of de Zeeuwen er wellicht in zijn geslaagd de eco- mische problemen op eigen wijze op te lossen, i aar ook zullen wij onder ogen moeten zien dat 1 men een sterk geregionaliseerde West-Euro- se landbouw, mogelijkerwijze tot in het begin n de negentiende eeuw toe, heel verscheiden tonomische systemen met eigen groeimodellen ast elkaar konden bestaan. Zoiets is bij voor at ook niet helemaal uit te sluiten, want het It op dat tussen 1750 en 1850 economen als uesnay, Smith, Ricardo, Malthus en Marx op ond van een omstandige beschrijving van feiten eigen waarnemingen met zeer verschillende roeitheorieën zijn gekomen. Priester laat ons nu een beetje in de steek. En at niet alleen omdat hij een paar heel wezenlijke iementen over het hoofd zag, maar ook omdat ij naliet de vele wezenlijke uitkomsten van zijn udie op een rij te zetten en daarvoor achteraf •en verklaring te zoeken. Hij past alles in het keurslijf van een Malthusiaanse verklaring, die hij in het eerste hoofdstuk van zijn boek al uit de toge hoed heeft getoverd. Toen ging het om tructureel hoge sterfte die met een crisistheorie, gebaseerd op een vaste opvolging van inciden- en, te lijf werd gegaan. De spaarzame crises die ter adstructie konden worden aangevoerd, de raanschaarste van 1709 en de aardappelziekte unstreeks 1848, hadden in Zeeland zeker niet tot ren hongersnood geleid. Zij konden niet eens in erband worden gebracht met een plotselinge versterfte, laat staan met structurele tekortko mingen in de volksgezondheid, die minstens 250 lar lang aanwezig waren. Laat ons zien of we in kort bestek een inhaal- Sag kunnen maken, uiteraard zonder de preten ce even een nieuwe conclusie te schrijven bij een elangwekkend boek. Het enige dat wij er mee open te bereiken, is elementen voor een discus- ie aan te dragen. Daartoe zullen na een enkel woord over vergeten zaken een dozijn uitkom ten van het werk van Priester zelf op een rij worden gezet, om er rudimentair enkele contou ren van een alternatief verklaringsmodel aan toe te voegen. Priester laat na ook maar met een enkel woord te reppen over het welvaartsniveau in Zeeland in ergelijking met dat in andere delen van Neder land. Het was toch eenvoudig geweest. Van Zan den heeft de aanzienlijke verschillen in welvaart tussen provincies in de negentiende eeuw al enige tijd geleden geschetst". Zeeland kende in 1820 een hoog besteedbaar inkomen per hoofd van de bevolking, 13% boven het landelijk ge- Afb. 3- Een Walcherse boerin circa 1825. Potloodtekening (raz, zg, Zei. III. III-903/32). middelde. De voorsprong op het landelijk gemid delde ging in het derde kwart van de eeuw verlo ren onder meer als gevolg van de starre lonen, het uitblijven van industrialisatie en de zich aan kondigende landbouwcrisis. Desondanks was Zeeland in 1880 onder de agrarische provincies nog altijd veruit de meest welvarende. In 1910 was Zeeland 13% onder het nationale gemid delde geraakt, maar ook toen kwam met uitzon dering van Gelderland geen perifeer gelegen pro vincie in haar buurt. Vast staat ook dat het Zeeuwse welvaartsniveau tenminste in de eerste helft van de negentiende eeuw ruim boven dat van de beide Vlaanderens lag. Als gevolg van de hoge verschillen in lonen en kosten tussen Zee land en de westelijk en zuidelijk gelegen buur provincies waren afzetten en transacties in die richting niet wel mogelijk. Holland was - Priester onderkent het - het natuurlijk afzetgebied en dit niet alleen omdat Eeklo, de andere Vlaamse ste den en Noord-Brabant zo lastig bereikbaar wa ren. Wanneer de welvaartsverschillen zo'n blokke rende werking begonnen uit te oefenen op de re gionale economische betrekkingen is niet duide lijk. Dat is onder meer het geval, omdat Priester

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1999 | | pagina 17