98
DRIE EEUWEN ZEEUWSE LANDBO IW
winstgevendheid? Bij de exploitatie overwoog de
zekerheid, op de markt werd de winst nage
streefd. De beide doelstellingen waren in even
wicht doordat de basisproductiviteit, die per be
bouwde hectare, stabiel kon worden gehouden.
Als de elementen zekerheid en winstgevendheid
als dè kenmerken van de Zeeuwse landbouw
mogen gelden, dan hebben we er te maken met
een voorafspiegeling van het thans internationaal
zozeer geprezen Nederlandse poldermodel. De
Zeeuwse landbouw deelt met dit model de hang
naar sociale zekerheid, de neiging zich terug te
trekken op kernactiviteiten en de tevredenheid
over een niet al te grote maar gestage groei van
het netto-resultaat. Precies als nu konden voor
heen dergelijke doelstellingen op allerlei manie
ren worden geëffectueerd. In het Zeeuwse geval
gebeurde het achtereenvolgens door investerin
gen, wijziging in de eigendomsverhoudingen,
vergroting van de omvang van het bedrijf en op
drijven van het aandeel van de marktbare gewas
sen in het teeltplan. De Zeeuwse landbouw ver
schilt evenwel van de moderne groeipsychose
doordat er geen Schumpeteriaanse wedstrijd in
innovaties ontstond. Die zou ook slechts nodig
zijn geweest als harmonisatie van de Hollandse
en Zeeuwse regionale economieën was nage
streefd. Daar is niet voor gekozen. In het West-
Nederland van de zeventiende en achttiende
eeuw stelde men zich tevreden met het verster
ken van onderlinge complementariteiten: de ste
den tussen het IJ en de Nieuwe Maas stonden in
voor de handel, het West-Friese platteland zorgde
voor de zuivel- en veeteeltproducten en Zeeland
was er om tenminste een deel van de stedelijke
vraag naar granen af te dekken. De Zeeuwse va
riant op het poldermodel had op deze manier bo
ven de moderne variant tenminste één voordeel
te bieden dat economen te denken mag geven: er
was altijd rust in de tent.
P. Priester, Geschiedenis van de Zeeuivse lai d-
bouw circa 1600-1910Hes Uitgevers, 't G< y-
Houten 1998, 880 pag., tab., krtn, graf., ill. F iN
90.6194.378.7. Prijs: 95,-. (Ook verschenen ls
A.A.G. Bijdragen 37).
Noten
1. Thomas R. Malthus ging er van uit dat de om
vang van de bevolking altijd sneller stijgt dan le
voedselvoorraad. Na verloop van tijd zorgd -n
hongersnoden, tekorten aan proteïnen en derge
lijke met daaruit voortvloeiende epidemie-n
subsistentiecrises) weer voor een evenwicht.
Dan kon de cyclus weer beginnen.
2. Uit Chili geïmporteerde vogelmest. Voorloper
van de kunstmeststoffen.
3. J. de Vries, European UrbanisationLondon
1984, p. 271.
4. G. Dejongh, 'Revolutie, immobilisme of geli k-
heicl. De landbouwontwikkeling in het Noordzee
gebied 1750-1850. Een historische verkennin
Deze studie zal worden opgenomen in het Neh a-
Jaarboek LXII, 1999.
5. Voor literatuurverwijzingen zij verwezen na tr
Dejongh, die niets onvermeld laat.
6. J. de Vries, Hoe Dutch rural economy in toe
Golden Age, 1500-1700, New Haven 1974.
7. De Vries 1974, p. 145.
8. J.L. van Zanden, 'Economische groei in Neder
land in de negentiende eeuw. Enkele nieuwe *-
sultaten' in: Economisch- en Sociaal-Historis h
Jaarboek, 50, 1987, p. 51-76.