102
ZEELAND, EEN POLDERMODL l;
niet overtuigen. Bij hem is de Zeeuwse geschie
denis de uitkomst van een bewust gekozen be
leid. Ik zal de laatste zijn om te beweren dat de
idealen en 'doelstellingen' van mensen geen in
vloed hebben gehad op de loop der dingen. In
mijn boek ken ik zelfs een zeer grote rol toe aan
de initiatieven van handelaren, patriciërs en biet
suikerfabrikanten. Het handelen van deze drie
groepen - en trouwens ook hun geld. - veroor
zaakte waarschijnlijk drie keer een trendbreuk in
de Zeeuwse landbouwgeschiedenis. Toch was de
ruimte waarin men vroeger kon manoeuvreren
beperkt. Mensen hadden geen onbegrensde mo
gelijkheden; ze hadden te maken met economi
sche en sociale structuren, met ecologische om
standigheden, met politieke machtsverhoudingen.
In mijn boek heb ik getracht de grenzen van dat
raamwerk nader te beschrijven. Het bleek dat de
Zeeuwse bevolking uiteindelijk maar zeer kleine
marges had. Het leven in de provincie werd in
belangrijke mate gedicteerd door ontwikkelingen
elders. Zo werd de prijs van graan en meekrap
bepaald door de wereldmarkt. Zeeuwen konden
daarop geen enkele invloed uitoefenen. Zelfs een
machtig instituut als de Staten van Zeeland
slaagde er niet in zijn aspiraties op dit gebied te
verwezenlijken. Hun beleid had geen enkel ef
fect. De boeren konden evenmin de loop der ge
beurtenissen naar hun hand zetten. Met de
Zeeuwse landbouw ging het goed zolang de we
reld buiten Zeeland om tarwe en meekrap bleef
vragen. Op het moment dat in die buitenwereld
nieuwe concurrenten en nieuwe producten ver
schenen, was het met de succesvolle 'Zeeuwsche
tarweteelt' snel gedaan.
In de Zeeuwse geschiedenis valt dus geen
vroege variant van het poldermodel te herken
nen, tenminste niet op de manier zoals Jansen
heeft beschreven. Als we echter zijn definitie van
het poldermodel wat aanpassen, dan zijn er wèl
overeenkomsten tussen toen en thans te vinden.
Jansen brengt het poldermodel in verband met
een effectief nationaal beleid, gericht op 'sociale
zekerheid' en 'gestage groei'. Op deze omschrij
ving is echter wel wat af te dingen. In het huidige
Nederland is immers niet alleen 'sociale zeker
heid' waar te nemen, maar ook toenemende so
ciale ongelijkheid. En die economische groei?
Daarvan is het de vraag of die wel aan een effec
tief (overheids)beleid kan worden toegeschreven.
Nederland is voor alles een open economie. Eco
nomische groei is er in de eerste plaats het ge
volg van de gunstige ontwikkeling van de we
reldhandel. Zó geformuleerd, zijn in het oude
Zeeland en het huidige Nederland veel parallel
len te ontdekken.
Noten
1. K. Slager, Landarbeiders. Verhalen om te ont
houden, Nijmegen 1981, p. 146-147. Zie verder J.
Zwemer, Een zek.el om geit-eten te snieën, Middel
burg 1987.
2. J.C.A. Everwijn, Beschrijving van handel e«
nijverheid in Nederland, 's-Gravenhage 1912, p.
617-618.
3- J. Bieleman, Geschiedenis van de landbouw ,n
Nederland 1500-1950, Meppel en Amsterdam
1992, p. 172-173.
4. Voor een recente visie: R.C. Allen, 'Tracking
the agricultural revolution in England', in: Econ >-
mic History Review, 52 (1999), p. 209-235.
5. J. Bieleman, Boeren op het Drentse zand 1600-
1900. Een nieuwe visie op de 'oude' landbouw,
Wageningen en Utrecht 1987. Ook verschenen a s
A.A.G. Bijdragen 29.
6. P.R. Priester, De economische ontwikkeling van
de landbouw in Groningen 1800-1910, Wagenin
gen en Groningen 1991- Ook verschenen als
A.A.G. Bijdragen 31.
7. Priester, Geschiedenis, p. 155-156.
8. Priester, Geschiedenis, p. 108-110, 299-303, 77
en de bij noot 171 op p. 767 vermelde publicatie.
9. Een recent voorbeeld van een regionale studie
waarin de markt een grote rol krijgt toebedeelt
is: P. Brusse, Overleven door ondernemen. Le
agrarische geschiedenis van de Over-Betuue
1650-1850, Wageningen en Arnhem 1999. Oot
verschenen als A.A.G. Bijdragen 38.
10. Th. Malthus, An essay on the principle of
population, 1798; editie Harmondsworth 1982.
11. Dat leid ik onder andere af uit de reële
pachtwaarde, de hectare-opbrengsten van tarwe
het grondgebruik en de omvang van de rundvee -
stapel, alsmede uit de toenemende spanning tu:
sen bevolking en bestaansmogelijkheden na 175
en de dalende reële landarbeidersionen in de -
zelfde periode.
12. Ester Boserup staat bekend als de onderzoel-
ster die de theorie van Malthus omkeerde. Z j
heeft een veel optimistischer visie op de moge
lijkheden van landbouwsystemen dan Malthu.
Malthus benadrukt de grenzen van de groei; Bc -
serup wijst erop dat die grenzen steeds weer
kunnen worden verlegd door de toepassing van
nieuwe technieken. Haar theorie vormde een ir -
spiratiebron bij het schrijven van eerdergenoem 1
boek over Groningen {De economische ontwikke -
ling van de landbouw in GroningenVoor Zee
land zijn haar ideeën niet zo relevant.
13. L.T. Evans, Feeding the ten billion, Cambridge
1998.