HET LANDSCHAP VAN OVERFLAKKEE 87 met het Haringvliet verbonden. Ten noorden van Dirksland werd het plaatsje Melissant gesticht, dat zich echter maar langzaam ontwikkelde. Tenslotte was het in 1751 zover dat Overflak- kee en Goeree met elkaar verbonden konden worden door een kaarsrechte dam over de schor ten en slikken. Deze dam werd de Stellendam genoemd naar de verschillende stellen (ver hoogde plaatsen met een schaapskooi of een om heining) die op deze schorren waren gelegen. In 1780 kon aan de noordoostzijde van deze dam de Eendragtspolder worden ingedijkt, waarin het dorp Stellendam ontstond. Daarmee was de vor ming van het eiland Goeree-Overflakkee (op en kele kleine jongere polders na) voltooid. Een nieuw landschap Met de bedijking van Dirksland in 1417 begon een nieuw hoofdstuk in de wordingsgeschiedenis van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden. Voor het eerst werd hier in een onbewoond schorren- en slikkengebied een groot eiland be dijkt. Dat was op die schaal nog nooit eerder ge beurd: de oudere polders waren al voor hun be dijking bewoond öf het waren aandijkingen aan reeds bewoonde polders. Alleen aan de rand van Zuid-Beveland had men al eerder enkele geïso leerd liggende platen bedijkt, maar deze waren veel kleiner dan Dirksland: Ovezande omstreeks 1280 en Heinkenszand omstreeks 1345. Alle vier de Flakkeese kerneilanden zijn nog steeds als zo danig te herkennen door hun ronde vorm. Op de oudere Zeeuwse eilanden was voor de bedijking al sprake van eeuwenlange bewoning door schapenhouders. De bewoonde plaatsen, voornamelijk op de kreekruggen, vormden al een bepaald patroon en de eerste kerken waren al gesticht vóór de bedijking. Ook was er reeds een verkaveling aanwezig, waarbij de oude getijde geulen de natuurlijke begrenzing van de percelen vormden. Deze verkaveling in onregelmatige, grillig gevormde blokken is nog altijd te zien in de reservaten van de Goese Poel en de Yersekse Moer. Geheel anders was de uitgangssituatie op de Flakkeese eilanden. Deze waren bij hun bedij king nog onbewoond. Afgezien van incidentele tijdelijke vestiging van moerneerders was er ook nooit eerder bewoning geweest. Een tweede verschil betrof de landschapsstruc tuur. De oude kernen van de Zeeuwse eilanden vertonen duidelijk het patroon van hoger gelegen kreekruggen, ontstaan door het dichtslibben van getijdegeulen, en lager gelegen poelgronden, waar onder een dunne kleilaag nog veen in de bodem aanwezig is. Dit patroon ontbreekt op de Flakkeese eilanden. Het nog aanwezige veen zit hier op grotere diepte. De middeleeuwse moer neerders hebben hun werk blijkbaar grondig ge daan. Toen de bedijking was voltooid, kon men met de verkaveling dus nog alle kanten uit. Het is duidelijk dat men hierbij systematisch te werk ging. Allereerst moest de plaats van het dorp worden gekozen. Dit gebeurde anders dan op de Zeeuwse eilanden. Daar lagen de nederzettingen op de kreekruggen, doorgaans op veilige afstand van de zee. De oudste Zeeuwse dorpen lagen geen van alle direct aan het water. De kerken werden meestal gesticht op de plaats waar enkele kreekruggen tesamen kwamen. Op Flakkee koos men echter bewust wèl voor een dorp aan de dijk. Elk eiland moest natuurlijk een haven hebben en het lag dan ook voor de hand om het dorp bij de haven te stichten; deze plaats werd het centrum van alle activiteiten op het eiland. Voor de haven koos men zo mogelijk de plek waar ook het binnenwater werd geloosd door middel van een uitwateringssluis. Deze dor pen worden dus gekenmerkt door de combinatie van drie voorzieningen: sluis, haven en kerk. Het is duidelijk te zien dat in alle gevallen een zorgvuldige planning heeft plaatsgehad, waarbij de kerk een centrumfunctie kreeg. De oudste dorpen: Dirksland, Sommelsdijk, Middelharnis, Oude Tonge en ook het wat jongere Nieuwe Tonge zijn allemaal voorzien van monumentale gothische kerken. In het oudste dorp, Dirksland, is de kerk gebouwd op een cirkelvormig kerkhof onringd door een gracht, zoals we dat ook ken nen in Dreischor en Noordgouwe. Dit patroon werd ook gevolgd in Oude en Nieuwe Tonge. De kerkring ligt in deze gevallen dicht bij de dijk en de voormalige haven en is er door een paar nauwe straatjes mee verbonden. Sommelsdijk, Middelharnis en Ooltgensplaat behoren tot het type van het voorstraatdorp met ringvormig kerkhof. Ook hier is dus de kerkring aanwezig, maar hij ligt wat verder van de dijk en is ermee verbonden door een korte brede straat, de voorstraat, die voorzien is van een representa tieve bebouwing. Het is duidelijk dat hier de elite van het dorp gevestigd was. Het resultaat van een dergelijke plattegrond is een bijzonder mooi dorpsgezicht, waarbij de kerk de voorstraat op in drukwekkende wijze afsluit. In Middelharnis speelt hierbij het zeventiende-eeuwse raadhuis een dominerende rol; het is aan het einde van de voorstraat gebouwd en geeft via zijn poort toe gang tot het kerkhof. Ook in Zeeland kennen we een voorbeeld van een voorstraatdorp met kerk ring, namelijk Sint-Annaland, dat net als de oud ste Flakkeese dorpen uit de vijftiende eeuw dateert. Bruinisse en Stavenisse vertonen een soortgelijk patroon, alleen is daar de kerkring niet meer zo duidelijk aanwezig. De jongere dorpen zijn veel bescheidener van opzet. Stad aan 't Haringvliet en Den Bommel

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1999 | | pagina 9