154 GENOOTSCHAPSVERZAMELINGE bele huid. Ondanks het nieuwe ontwerp kwamen de schepen binnen de tijd klaar voor hun uit gaande maidentrip. Het probleem voor de Kamer van Amsterdam was de bank bij het eiland Pam pus, zodat schepen wel lading moesten hebben maar niet te diep moesten steken. De tonnage werd gemeten in Amsterdamse voeten van 28,3 cm, door de lengte te vermenig vuldigen met de breedte en de holte van het schip en te delen door 200. De uitkomst was in lasten en werd verdubbeld tot tonnen en als zo danig in de registers opgenomen! Lading: goederengoud en zilver De lading van uitgaande schepen bestond voor namelijk uit goederen voor eigen gebruik binnen de voc, zoals bouwmaterialen, 'tichelsteentjes', scheepsmaterialen, spijkers, kledingstukken, Leids laken voor Japan, polemietjes voor Kanton, hoe den, boeken, papier, pakken met 'Amsterdam- sche, Haerlemsche en Leidsche couranten', ge reedschappen, wijn, bier en grafzerken voor de loge's in de Oost". Bekend is ook het meenemen van zaden van groente en pitten van kersebomen voor de vestigingen in Zuid-Afrika. Deze werden aangeplant in de verversingsstations, zodat men onderweg naar Indië verse groente en vruchten kon eten om de gevreesde ziekte 'scorbutus' te bestrijden, de scheurbuik die onderweg naar In dië zoveel slachtoffers eiste. Het zilver en goud waren bedoeld voor de handelsactiviteiten in de loge's en traktementen van het personeel. In de Oost werden tal van goederen aange kocht voor de handel, niet direct bestemd voor Patria maar vooral ook voor andere handelspos ten in Azië. De aankoop van goederen betrof zijde, lijnwaad van katoen, kruiden, kaneel, pe per, kruidnagelen, thee, koffie, salpeter, kauri- schelpen voor de Afrikaanse kusten voor slaven- verwerving, kardamon, verfhout, mirre en caatchou (een soort teer voor het tanen van net ten en zeilen). Thuisvarende schepen namen vaak ter verbetering van de stabiliteit rivierkeien mee als ballast, omdat de lading te weinig ge wicht had. De Indische producten, in het bijzonder peper en kruidnagelen, vormden in 1595 aanleiding om een handelsvaart op Indië te beginnen, omdat de marktplaatsen in Europa, zoals Lissabon en Con- stantinopel, vijandelijk waren. De Moucheron uit Veere heeft voor de ontwikkeling van een zelf standige vaart op de Oost in de Zeeuwse voor compagnie een belangrijke rol gespeeld. Door de hoge prijzen waren de Europese markten te duur en te monopolistisch geworden. Voor de conser vering van voedsel in het thuisland waren peper en kruidnagelen nodig en noodzakelijk door hun hoge ontsmettende werking bij het pekelen van vlees. Deze handel was en bleef ook later het hoofdmotief van de Compagnie, de ijskast was immers nog niet uitgevonden. In de loop der ja - ren is de Compagnie als geoctrooieerde handelt compagnie ook andere producten gaan verhan delen om meer omzet te maken in Azië en West-Europa. Daarvoor was geld in muntmate- riaal nodig om de leveranciers te betalen en d verhandelde producten uitbetaald te krijgen. Aan het meegeven van goud en zilver op d uitvaart was een valuatie-probleem verbonden. In de Republiek gold een waardeverhouding van goud staat tot zilver als 1:12. De waardeverhou ding van goud tot zilver in Japan was 1:9, in In dia 1:12, in Europa 1:15 en in Spaans-Amerika 1:17. In de Oost zag men daarom boven de han del in goud meer voordeel in het handelen in zil ver, dat afkomstig was uit Spaans-Amerika7. He; grootzilver was dus uiteindelijk bestemd voo' handel, het kleinzilver werd gebruikt voor paye ment en vormde een geliefd en betrouwbaa betaalmiddel in Azië. Het goud had een bestem ming als payement aan personeel en schatkistme taal. Dit materiaal was relatief zo goedkoop tei opzichte van het zilver, dat het daarom minde profijtelijk was voor handel. Een ander economisch probleem was dat in dt Oost de arbeidskosten aanzienlijk lager waren dan in Patria. Dit gaf een gebrek aan evenwich. in de prijzen tussen de Europese en Aziatischi goederen. Het gevolg hiervan was dat weinis geëxporteerd werd uit de Republiek naar Azië omdat deze goederen door de hoge arbeidskos ten te duur waren. Daarentegen werd veel aar goederen geïmporteerd vanuit het Oosten, omda deze zo goedkoop waren en hierdoor 'profijtelijk konden worden verkocht". Waar bleef het zilver dat met tonnen tegelijl naar de Oost ging? Bij deze uitreis had de 'Hol landia' 121.712, de 'Overnes' 120.063 en dt 'Heuvel' 103.245 in de vorm van zilver aar boord. Chinezen kwamen met hun nog goedkopen waren porselein en ijzersmeedwerk in hun sam pans uit China naar Bantam, hun wisselgeld (ui lood en tinschuim, later uit een koperlegering ge maakte cash munten) meenemend. Chinezer voeren met de (noord)oost moesson, die van de cember tot maart waait, uit China naar de Groent Gordel en kwamen dus daar aan op het moment dat driekwart van de handelsvloot na deze pe riode voor Batavia zou aankomen. Zij vertrokken een halfjaar later na de kentering in april tot au gustus met de (zuid)west moesson terug naai huis. Zij hadden geen belangstelling voor Indi sche waren, wel voor zilver en goud. Zij lieter ook nog het voor hun onbelangrijke cashgeld achter op de handelsposten, in strengen geregen aan koperdraad. Deze handelsposten maakten

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1999 | | pagina 40