85 S 156 GENOOTSCHAPSVERZAMELINGE tig' (CONCORDIA RES PARVAE CRESCUNT, de Zinspreuk van de Republiek der Verenigde Nederlanden)1". Deze munt was geslagen op grond van de Ge nerale Instructie van 11 augustus 1659 en bevatte een hoog zilvergehalte van 11 penningen en 7 grein in alliage (94,0972%), in gewicht 7 173/341 stukken in een Trooys mark (van 246 g) gewicht 32,767 g per stuk). Deze munt is uitgegeven voor 78 stuivers in de Oost (Generale Missive Heeren xvn, cl.d. 8-12-1728) en voor 63 stuivers in de Nederlanden als valuatie. Voor aanmaak moest 66 stuivers betaald worden aan de muntmeester. De hierdoor geschapen bizarre situatie droeg de kiem van smokkel in zich. Door eigen geld per schip te vervoeren voor eigen handel (die verboden was), kon het agio van 15 stuivers dat betaald moest worden bij aankoop in Holland, in de Oost worden ontlopen. Dit agio kon worden genoten door deze Ducatons niet in Patria uit te geven, maar wel direct bij de kassier in Batavia om te wisselen voor een wissel, die weer in Pa tria omgewisseld kon worden voor het grotere bedrag". De smokkel was dan ook een wijdver breid gebruik, ondanks het verbod van de Han delscompagnie. Vanuit de Oost was het weer mo gelijk verdiend geld per assignaat over te maken naar Patria, zodat het zilver in de Oost kon blij ven1/ De mogelijkheid bestond ook via andere handelsondernemingen in Azië, zoals de Deense Aziatische Compagnie, de Compagnie van Oost ende, de East India Company, de Zweedse Oost India Compagnie, of de Compagnie francaise des Indes, geld en goederen naar Europa te vervoe ren, zonder dat de voc-bestuurders daar enige weet van hadden13. De overboekingskoers in In- dië werd bepaald in stuivers, wat daardoor weel een agio opleverde in Patria. De 'Hollandia' mort daarom meer Ducatons vervoerd hebben, dan i 1 de rekeningen van de Compagnie te vinden ziji De buitenlandse compagnieën in het algemeei verdienden veel geld met de smokkel van cl r voc-dienaren van geld en goederen naar Patri 1 en hebben het daardoor zo lang kunnen overle ven. Zonder smokkel waren zij al lang ten onder gegaan". Productie van zilvergeld De scheepsgoederen, wapens en kommaliewar: t (eetgerei aan boord) van de 'Hollandia' zijn be schreven en gecatalogiseerd in Hollandia Com pendium, door het Rijksmuseum Amsterdam en uitgegeven door Elsevier in 1992. De muntvoncl- sten zijn gedetermineerd door Rex Cowan, be werkt door Peter Marsden" (zie afb. 3 en 5) en vergeleken met de vondsten van de 'Meresteyr (1869.4), vergaan in 1702 bij Juttenland in de Sal- danha Bay, en de 'Liefde' (2151.5), vergaan in 1711 op het Miouwrif van de Shetlandeilanden (zie afb. 5). Marsden vergelijkt de in het wrak ge vonden productie van zilvergeld tussen 1618 en 1742 per groep van 10 jaar, behalve de groep vai 1618-1629 (12 jaar) (zie afb. 3). In de percentagestatistiek blijkt een hiaat te zit ten tussen 1690 en 1740. Dit hiaat noemt Marsden de 'zilverhonger'. Het muntmateriaal kwam ii principe uit Zuid-Amerika als Spaanse Matten deze werden in Spanje omgemunt tot Realen vai acht. Uit Japan kwam ook wel zilver. Europa hac geen noemenswaardige zilverproductie meer ii Joachimsthal, dat wel de naam had gegeven vai 60 bO 40 30 20 10 b 4 3 2 Bank reserves of old ducatons Silver famine 1 rO LD cn cn £T> cn u~> r- GD O in (O c- CD U) u> (D <X> O cn CD O r- o co Mint issue coins o OL Ot O rO r- O Afb. 3. Relatieve hoeveel heid munten uit de 'Hol kandia', met een interpreta tie van deze munten naai herkomst. Het vermoeden bestaat dat de oude Duca tons gekocht werden bi de wisselbanken en dat de nieuwe Ducatons bestek zijn bij de Munt. De 'Re alen van 8' kwamen uit Zuid-Amerika (courtesy P. Marsden).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1999 | | pagina 42