158 G ENOOTSCH A PSVERZAM E LING H O O O O o O O ,30 o 25 20 15 10 5 0 25 5 10 20 30 40 50 60 cntncncncncncncr) aÓÓÓÓÓÓÓÓ ®fO^TifiU)NC0(T)O de LIEFDE m cncncn <r> cr> cr. cr> t> cj> cn ^rOTiDlilNCCGlC-CNJrO OÓÓÓÓCCC0ÓÓ 52 •OTintCNxaic-^^ 30 HOLLAND! A Afb. 5. De gevonden munten uit de wrakken van de Me- resteyn, de Liefde en de Hollandia tonen in deze samenge stelde grafiek alle drie het gebrek aan muntmateriaal aan vanaf 1690. Boven de witte streep zijn de 'Realen van 8' vermeld; beneden de witte streep de Ducatons. De hoge aantallen munten van voor 1690 zijn toegeschreven aan de verzamel capaciteit van de thesaurier van de voc. Afgezien van de datum van vergaan der schepen is het resultaat van de grafiek congruent (courtesy P. Marsden). thaler of daalder voor deze Europese munt (de Russen evenwel verbasterden de naam Joachim, zodat de daalder daar Jeffimok heet). Het Mexi caanse zilver ging als 'matten' naar Spanje om daar te worden omgesmolten en opnieuw te wor den gemunt tot 'Realen van acht'. De verzamelde oude Ducatons ten behoeve van de Compagnie van 1618 tot 1689 waren afkomstig van het opge potte zilver bij de wisselaars, lombarden en cl kassen van de voc in de Kamers. Er was du blijkbaar een stagnatie na 1690. Ook in Engeland blijkt een zilvercrisis te be staan16. De Munt in Engeland had ook een tekoi aan zilver. Dit kwam door een prijsstijging vai het zilver ten opzichte van het goud, zodat he zilver werd omgesmolten voor andere doelen Gresham verklaart dit later naar een door hen geponeerde stelling: 'slecht geld verdrijft goeti geld'. De bron van het tekort aan Ducatons la; bij de Engelsen, die door het tekort aan zilverei munten de Nederlandse Ducatons en Franse Kro nen gingen verzamelen voor hun eigen eic". Ooi in Frankrijk kwam een afname van zilveren mun ten voor. In 1706 was de circulatie in Engelanc tot nul gedaald"1. De levering van Spaans zilve uit Mexico werd geringer en daardoor was de ex port van zilver uit Europa naar Azië minder. Dt voorraad groot zilveren munten droogde uitein delijk op. Uit de muntvondst van de 'Hollandia komt duidelijk naar voren, dat er een gebrek i. aan aangemunt zilver vanaf 1690 tot 1730. De Staten van Holland en Zeeland hadden bi monde van de Generaalmeesters van de Mun der Vereenigde Nederlanden consent in de aan munting van zilveren munten voor cle voc er daardoor controle over de geldeconomie. Mei wist dat geld geëxporteerd zou worden voor dc handel en daardoor onttrokken zou worden aar de binnenlandse circulatie, hetgeen inhield da daaraan een prijsverhoging van goederen gekop peld kon worden. Verder wist men dat speciale munten in speciale gebieden zeer vertrouwd wa ren en daarom door kooplieden op buitenlandse handelsposten gevraagd werden om aangemaakt te worden bij de Muntmeesters in de Vereenigde Nederlanden. De Ducatons of Zilveren Rijden gingen naar de Oost, de Leeuwendaalders naai de Levant. Ook de Baltische landen vroegen hun deel aan zilver voor de levering van hout en tarwe. Men betaalde daar in Rijksdaalders. De Staten Generaal hadden aldus het toezicht door middel van hun Generaal Muntmeesters over de zilverimport, zilverdoorvoer en de muntexport. Dit is misschien de reden dat er zilveren baren met het stempel der Kamer van de voc en niet door de geoctrooieerde Muntmeester geëssaieerd, aan de schepen werden meegegeven buiten de Munt om. Deze kegvormige baren waren waar schijnlijk afkomstig van Spaanse handelaren, om dat deze specifieke baren ook gevonden zijn in Spaanse wrakken, die vergaan zijn in de Caraïbi- sche Zee. Deze baren moeten buiten de aange stelde wisselaars van de Spaanse Koning verhan deld zijn. De voc had baarzilver nodig voor de handel en daarom was Drappentier bijvoorbeeld als eigen essaieur, die in dienst was gesteld buiten de Munt

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1999 | | pagina 44