DK SINT-PIETERSKERK TE MIDDELBURG 125 Afb. 4. De kerk gezien vanuit het noordwesten. De noordbeuk is drie traveeën breed. Het gebouwtje voor de noordbeuk tegen de toren aan is het in 1737 opgetrokken beenderhuis. Aquarel door J.J.F. Grauss, 1836, eigendom Zeeuws Archief, (foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg) bruikt voor begrafenissen zodat de daken water dicht worden gehouden. Dat niet een ieder vrede heeft met deze gang van zaken blijkt uit een brief van de heer Lambrechtsen.2" Hij schrijft 'vele le den der Gemeente zien ongaarn deszelfs (Oude Kerk) verval en verlangen naar deszelfs herstel'. Naar zijn oordeel moet men niet de hoop opge ven dat de bevolking weer zal toenemen door een 'vermeerdering der commercie en den zegen van God'. Hij pleit er dan ook voor 'om het ge bouw voor verder bederf te bewaren' en na te gaan hoeveel herstel zal gaan kosten als het koor van de kerk wordt afgescheiden. De kosten blij ken dermate hoog en Middelburg zo verarmd dat er niets van deze plannen terecht komt. Bij de inwerkingtreding van de nieuwe begra feniswet van 1830 wordt het begraven in de kerk verboden. Hiermee vervalt een bron van inkom sten, die de laatste jaren gemiddeld 1200 per jaar bedroeg, terwijl de kosten voor onderhoud bleven. De kerkvoogden, sinds 1798 verantwoor delijk voor het onderhoud, zijn van mening dat 'de fondsen hunner Gemeente met het onder houd van een nutteloos geworden kerkgebouw niet kan worden bezwaard, maar dat in tegendeel van belang moet geacht worden, zich van het zelve te ontslaan, door den publieken verkoop van dit Gebouw voor afbraak, ten einde de fond sen daaruit profluerende in Nationale fond sen op het Grootboek aan te leggen'.25 Bij Ko ninklijk Besluit van 11 januari 1833 wordt vergunning verleend om de kerk voor afbraak te verkopen. Dit heeft op 12 december 1833 plaats ten overstaan van notaris mr. A.F. Sifflé. Koper wordt Dirk Dronkers, aannemer van pu blieke werken, voor de som van 19-300, waar van de kerkelijke gemeente 55/68 en de burger lijke 13/68 ontvangt.2" Deze verdeelsleutel is gemaakt omdat door de staatsregeling van 1798 het kerkgebouw aan de kerkelijke gemeente is toebedeeld en de kerktoren aan de burgerlijke gemeente. De verkoop van zerken, stenen en lijkbaren brengt nog eens een kleine 1000 op. Voor de afbraak zijn de eigenaars van graven in en bij de kerk via dagbladen opgeroepen om voor hun belangen op te komen. Aangezien nie mand zich meldt wordt in het contract met Dron kers opgenomen dat hij alle graven behoorlijk moet opvullen met puin. Bovendien is hij ver plicht de afbraak binnen twee jaar gereed te heb ben. Op het vrijgekomen terrein, groot 29,91 are, wordt door de kerkelijke gemeente een plant soen aangelegd. Het bestuur van de katholieke kerk heeft in 1841 gepoogd het terrein te kopen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1999 | | pagina 7