E SINT-PIETERSKERK TE MIDDELBURG
127
fb. 6. De sloop van de
kerk gezien vanuit het
oordoosten. Te zien zijn
a. de nog overeind
aande torenvoet, die met
rn geprofileerde punt-
oog in verbinding staat
et de kerk. Daar weer
iks van zijn de resten
in de twee de torenvoet
ankerende traveeën van
e zuidbeuk, inclusief de
copmuur van deze beuk.
otloodtekening, z.n. en
j. (ZA, KZGW, Zei. 111., II-
>95)
•- 3 - i I I
nachinale productie van munten. Toen de Staten
an respectievelijk Holland en Zeeland circa 1670
oesloten tot mechanisatie van de vervaardiging
an munten, maakte De Blieck voor de munt te
Dordrecht een 'bouck met 18 teykeningen' en
oor de Zeeuwse munt een boek bestaande uit 7
daden met 13 tekeningen. De Staten van Zeeland
tellen De Blieck in 1671 aan tot opzichter over
He werkzaamheden voor de nieuwe muntinrich-
ng. Tot zijn dood blijft hij betrokken bij de repa-
aties aan de apparatuur van de munt. Op 6
taart 1673 wordt De Blieck op het kerkhof bij de
Oude Kerk begravend' Tot zover over De Blieck.
traks zal nog apart op zijn interieurschetsen
orden ingegaan.
Wat de archiefstukken en de afbeeldingen ons ver
tellen
Wanneer we proberen met behulp van de bijeen
gebrachte gegevens uit te werken hoe de kerk er
tit zal hebben gezien, komen we tot de volgende
.amenvattingd2 De Oude Kerk wordt gekend uit
le afbeeldingen als een vrijstaande, op eigen ter-
ein opgetrokken kruiskerk (lengte 63 meter en
treedte schip 17 meter)33, bestaande uit een in
gebouwde westtoren, een driebeukig basilikaal
tchip, een ver uitspringend transept, een acht
kantig vieringtorentje en een lager, eenbeukig
koor met vijfzijdige sluiting. De toren met tentdak
en vier hoektorentjes heeft vier geledingen op
een door zware overhoekse steunberen geflan
keerde onderbouw.
De schip-zijbeuken, onder eigen zadeldak, ver
schilden. Aan de zuidzijde vijf traveeën3', aan de
noordzijde drie. Tegen de gevel van de noord-
beuk staan aanbouwtjes. Het meest westelijke
lijkt op een portiek met een zoldertje onder een
lessenaarsdak. In de hoek die de noordbeuk
maakt met het transept staat een 'gebouwtje', dat
zich het best laat duiden als een uitbreiding van
het zijschip met een twee traveeën brede kapel
of twee kapellen onder één dak.35 Het midden
schip telde, als gevolg van de ingebouwde toren,
niet meer dan drie traveeën. Die tegen de toren
aan was wellicht onregelmatig, evenals de meest
westelijke travee van de zuidbeuk (naast de toren
dus) waar zich één van de toegangen tot de kerk
bevond.
Het transept telde aan weerskanten van de vie
ring drie traveeën. Het eenbeukige koor, lager
dan schip en transept, was vier traveeën diep,
met vervolgens de veelhoek van de koorsluiting.3'1
Erg statieus kan de ruimte niet zijn geweest.
Het schip moge dan driebeukig en basilikaal
(middenschip bekroond met lichtbeuk) zijn ge
weest, het feit dat men bij schip en transept niet
aan overwelving was toegekomen, moet aan de
totale indruk afbreuk hebben gedaan. Bovendien
waren transept en koor niet van zijbeuken of zij
kapellen voorzien.
Storend moet ook gewerkt hebben het gebrek
aan eenheid van de toch al niet te grote kerk
ruimte als geheel: zijbeuken verschillend van om
vang en koor lager dan de overige kerk. Dit laat
ste moet vóór 1574 minder een rol hebben
gespeeld dan daarna, omdat het toen zijn eigen
functie had en van de overige kerkruimte was af
gescheiden door het doksaal.3'