HAVENPLAATSEN IN ZEELAND
13
In de jaren veertig, vijftig en zestig van de der
tiende eeuw geven de schriftelijke bronnen stil
aan wat meer informatie, met name over de han
delscontacten met Engeland, Noord-Duitsland,
Westfalen en het Rijnland. Zo is er bijvoorbeeld
een bericht over een koopman Gerard van Mid
delburg, die in 1257 haver aan het Engelse hof le
vert, of over Hollandse en vooral Zeeuwse sche
pen - vermoedelijk voor een deel vissersboten -
die in 1254 in Great Yarmouth in beslag worden
genomen ter dekking van de schade die kooplie
den uit die plaats hebben geleden toen zij voor
de kust van Walcheren door Hollanders en Zeeu
wen waren beroofd. Uit de late dertiende eeuw is
bekend dat vissers uit Zeeland en het Maasmond-
gebied voor de Engelse kust op haring vissen en
deze voor een deel op de grote vismarkt van
Great Yarmouth verkopen. Dat Zeeuwen ook als
vrachtvaarders tussen Engeland en het vasteland
optreden, blijkt in 1267, wanneer een Zeeuws
schip is beroofd dat door kooplieden uit Enge
land, Gascogne en Duitsland te Kings Lynn was
bevracht met wol, wijn en lood, en daarmee naar
Vlaanderen zou varen.
In de loop van de dertiende eeuw komen zo
wel Engelse als Duitse kooplieden steeds vaker
zelf naar het Zwingebied. Brugge is dan het inter
nationale marktcentrum waar handelaren uit
diverse regio's elkaar ontmoeten. De Duitsers
kunnen vanuit het Rijnland, Westfalen en Noord-
Duitsland via de Hollandse en Zeeuwse wateren
naar het Zwin varen, en om dit te bevorderen
geeft graaf Willem n voorrechten aan Duitse ste
den; zo in 1243 aan Lübeck en Hamburg, en later
ook aan andere steden in Noord-Duitsland en
Westfalen, onder andere aan Bremen. In Holland
en Zeeland zal men ernaar hebben gestreefd een
graantje van de Duits-Vlaamse handel mee te pik
ken. Zo zeggen in 1266 de stadsbesturen van
Dordrecht en Zierikzee de stad Hamburg toe haar
burgers te zullen beschermen wanneer deze hun
steden willen bezoeken. Dat Dordrecht, Middel
burg, Zierikzee, Haarlem en Westkapelle in 1276
een handelsprivilege van graaf Floris v voor de
kooplieden van de IJselsteden meebezegelen,
past in datzelfde patroon. Zojuist hebben wij ge
zien dat Zeeuwse schippers voor onder andere
Duitse handelaren goederen vervoeren vanuit En
geland naar het vasteland. Deze goederen zullen
in Brugge en het Zwingebied worden overgedra
gen en verscheept; in Zeeland en Holland zal
men zich er terdege van bewust zijn geweest dat
dit in principe ook in Dordrecht, Middelburg of
Zierikzee gedaan zou kunnen worden!
Vanaf ca. 1270 nemen de schriftelijke gegevens
verder toe. Een 'eye-opener' is zonder meer de
keur die graaf Floris v in 1271 vaststelt op het
Middelburgse koopliedengilde. Dit gilde heeft
voordien alle handelaren en neringdoenden in de
Afb. 3. Fantasieportret van Floris V. Kopergravure uit
Halma en Brouerius van Nidek, Tooneel der Vereenigde Ne
derlanden, 1725. ZA, KZGW, Zei. 111. IV-1/19.
stad omvat, maar middels deze keur worden nu
de beoefenaren van tal van beroepen uitgesloten.
Alleen voor de wijnhandelaren, grote brouwers,
reders en lakenkooplieden is in het vervolg nog
plaats. Zij vormen kennelijk het patriciaat, de
aanzienlijken van de stad. Van wijnhandel is in
Middelburg al sprake in 1232, maar nu blijkt ook
de lakenhandel er van betekenis te zijn. Het is
mogelijk dat het daarbij mede gaat, naast de han
del in Vlaams en Brabants laken, om laken uit
Middelburg zelf. De keur noemt namelijk onder
de beroepsgroepen die van het gilde worden uit
gesloten, ook de beoefenaren van diverse takken
van lakennijverheid: wevers, volders (vollen: het
doen vervilten van wollen stoffen), ververs en
wolkaarders (lieden die met een kaarde de vezels
van te spinnen wol ontwarren). Het bestaan van
lakennijverheid in Zeeland blijkt ook uit de ac
cijnsordonnantie van Haarlem uit 1274, waar ge
sproken wordt over de aanvoer van zowel
Vlaams en Brabants als van Zeeuws laken.
De keur van 1271 op het Middelburgse koop
liedengilde geeft tevens een prachtig overzicht
van andere beroepen die in Middelburg worden
uitgeoefend, en waarvan de beoefenaren van het
gilde worden uitgesloten. Ik noem schoenmakers,
bontwerkers, smeden, timmerlieden, vis- en
vleesverkopers, handelaren in kaas, boter en vet,