'■Tiorchlius -Irrhus 22 HET ZEELAND VAN DE KEUREN Afb. 2. Fantasieportret van Floris III. Kopergravure. ZA, KZGW, Zei. 111. IV-14. piraterij effectief tegen te gaan en de toege brachte schade te vergoeden. Voor de graven van Holland bleef bijgevolg gedurende die gehele pe riode de noodzaak bestaan de ambachtsheren hun wil op te leggen. Dit zijn dus omstandighe den die min of meer hetzelfde bleven. Maar er zijn ook verschuivingen in de posities van de be trokken partijen waarneembaar. Het optreden van de graaf van Holland tegen de Zeeuwse rovers en hun medeplichtigen was aanvankelijk een ge dwongen optreden, dat optreden was Floris III door Filips van de Elzas met geweld afgedwon gen. Maar naarmate er in Holland en Zeeland ste delijke nederzettingen, stedelijke economieën ontstonden (en de dertiende eeuw geeft er een ware explosie van stadsvorming te zien), kreeg de graaf van Holland ook vanuit zijn binnen landse positie belang bij de veiligheid op de Zeeuwse handelsroutes. Dit belang werd verge lijkbaar met het belang dat de graaf van Vlaande ren daar al veel langer bij had. Hij werd minder graaf oude stijl, hij werd meer landsheer. Zijn be moeienissen met Zeeland raakten bovendien minder toegespitst op de beroving van vreemde kooplieden. We zien dat ook in de keuren. Er werden steeds meer bepalingen opgenomen die andere gebieden van het maatschappelijk leven betreffen. Ook in de positie van de ambachtsheren vol trokken zich in de loop van de twaalfde en de dertiende eeuw veranderingen. Misschien wel de belangrijkste werden veroorzaakt door het in Zeeland geldende erfrecht. Nalatenschappen, ook ambachten, werden in gelijke delen onder de er ven verdeeld. Er kwamen steeds meer ambachts heren, en steeds meer en steeds kleinere am bachten. De ambachtsheren als stand dreigden hierdoor verzwakt te worden. Handhaving van de autonomie tegenover de zich steeds sterker als landsheer manifesterende graaf zou op den duur onmogelijk worden. Dit samenspel van factoren, deze verschuivin gen in de posities van de graaf van Holland en van de ambachtsheren bij het blijvende belang dat de graaf van Vlaanderen had bij veilige han delsroutes, dit alles kan ik het best duidelijk ma ken door enkele facetten van de ontstaansge schiedenis van de keur van 1290 te plaatsen naast wat we weten over de totstandkoming van de keur van 1167. We maken dus even een reuze- sprong. De omstandigheden waaronder de keur van 1290 tot stand kwam, lijken op het eerste gezicht veel op die van 1167. Ook nu was er een oor logstoestand tussen Vlaanderen en Holland, ook nu was de graaf van Holland in handen gevallen van de graaf van Vlaanderen en ook nu legde de graaf van Vlaanderen de graaf van Holland zijn wil op. Een groot verschil met 1167 was daaren tegen, dat de graaf van Holland aan de voor avond van zijn gevangenneming door de graaf van Vlaanderen de ambachtsheren stevig in zijn greep had. Floris V kon zich gedragen als een vorst, en gedroeg zich ook zo, als een vorst met despotische trekken. Handelde een ambachtsheer niet naar zijn zin, dan paste hij al gauw het mid del van 's graven genade toe: hij trok het leen aan zich, ook als de aanleiding daartoe gering was. De graaf kon het zich veroorloven klachten daarover naast zich neer te leggen. En hij kon het zich veroorloven niet te voldoen aan het verlan gen van de ambachtsheren om het erfrecht te wij zigen. Zelf konden de ambachtsheren daar niet voor zorgen: het belangrijkste fundament van hun positie waren de ambachten, en die hielden zij in leen van de graaf. Wijziging van het (leen)erfrecht kon alleen met medewerking van de graaf, maar die voelde daar niets voor. Het is lichter strijden met een groot aantal kleinere en daardoor zwakkere tegenstanders dan met een

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2000 | | pagina 23