SLOTBESCHOUWING
27
heeft dit proces voor Zuid-Beveland minutieus
beschreven aan de hand van bodemkunde,
plaatsnamen, gereconstrueerde bedijkingsgeschie
denis en kerkelijke filiaties-. Maar directe geschre
ven bronnen uit de tijd zelf zijn uiterst schaars en
duiken pas op aan het eind van de twaalfde
eeuw wanneer de Cisterciënsers zich aandienen.
We kunnen ons die bedrijvigheid in Zeeland ei
genlijk niet goed voorstellen. Vooral de recupera
tie van het land na de overstromingsramp van
1134 moet een explosie van energie geweest zijn,
gepaard aan een indrukwekkende bevolkingstoe
name. Aan het begin van de dertiende eeuw be
staan de meeste parochiekerken al die deze toe
genomen bevolking moeten bedienen. We weten
dat dit zo gegaan is dank zij het ingenieuze
speurwerk van Dekker, en niet uit directe gege
vens. We zien de resultaten maar niet het werk.
Het tweede aspect waarover de oorkonden ons
niet inlichten, eigenlijk nog minder dan over de
bewoning, betreft de landbouw en de veeteelt.
Hoewel het natuurlijk bekend is dat de middel
eeuwse maatschappij en economie in hoofdzaak
agrarisch waren, heeft men toch de neiging om
de economische vooruitgang en kracht van een
gebied vooral te beschrijven aan de hand van de
ontwikkeling van steden, nijverheid en handel.
Dat is ook wel te begrijpen, want over die aspec
ten leveren de bronnen ons informatie, terwijl ze
zwijgen over landbouw en veeteelt. Het enige dat
we kunnen zeggen, is dat steden en handel niet
kunnen bestaan zonder agrarisch surplus.
Bekend is dat het verstedelijkte Holland van de
Gouden Eeuw slechts door flinke graanimporten
in leven kon blijven. Minder bekend is, dat een
niet onbelangrijk percentage van die invoer - de
recente studie van Priester toont het aan1 - uit
Zeeland kwam. Natuurlijk mogen we dit gegeven
niet naar de dertiende eeuw transponeren, maar
het levert ons wel een gezichtshoek waaronder
we ook de Zeeuwse landbouw mogen bezien.
Ook de Zeeuwse steden en stadjes in de der
tiende eeuw konden slechts bestaan dank zij het
agrarische surplus in Zeeland. Dat zegt mijn ge
zond verstand, de bronnen echter zwijgen. Ja, er
is één vermelding, namelijk in de Zeeuwse keur
van 1256. Artikel 103 zegt dat iemand die tarwe,
rogge, gerst of haver van het land Middelburg in
brengt, dit alleen maar naar de plaats van ver
koop (waarschijnlijk de korenmarkt) mag bren
gen. De bedoeling van deze bepaling is niet
duidelijk, maar we mogen wel lezen dat Middel
burg een markt heeft voor graan uit de omtrek.
Verder blijft de graanhandel buiten beeld, met
uitzondering van het door Henderikx geciteerde
bericht over de koopman uit Middelburg die in
1257 haver aan het Engelse hof levert.
Hier echter kunnen we een ander gegeven
aanvoeren. Dekker beschreef de grote inpolde
ringen van na 1250, die anders dan in de
twaalfde eeuw niet oud land terugveroverden,
maar nieuwe, vruchtbare, kalkrijke gronden aan