28 SLOTBESCHOUWING het bewoonde areaal toevoegden. Deze nieuwe polders gaven geen aanleiding tot veel kerkstich tingen; er ontstonden maar weinig bevolkingsker nen van enige omvang. Dekker concludeert dat de bedijkingsactiviteit meer bedoeld was om het landbouwareaal te vergroten dan dat het een ui ting van gebrek aan leefruimte was1. Dat betekent mijns inziens, dat hier een groot agrarisch surplus moet zijn ontstaan, dat tot export moet hebben geleid. Dekker vermeldt dat eind dertiende eeuw het klooster Ter Doest bij Brugge niet buiten de korenaanvoer uit Zuid-Beveland kon. Het is ook in deze tijd, na 1250, dat we horen van kleine ha vensteden als Kats, Biezelinge en Kortgene, en dat we voor onze ogen Brouwerhaven en Veere zien ontstaan. Hier sluit mijn betoog nauw aan bij het verhaal van Peter Henderikx. Agrarische producten zijn bulkgoederen die bij voorkeur per schip vervoerd worden, zeker in Zeeland, en dit wel tot in zeer recente tijd. Wie kent ze niet, die haventjes van de aan het buiten water gelegen polders, gebruikt voor de afvoer van aardappels en peeën? Ik suggereer dat het ontstaan van de vele havenplaatsen op de Zeeuwse eilanden dat Henderikx ons in zijn bij drage schildert, een belangrijke impuls gekregen heeft van de afvoer, de export zelfs, van Zeeuws graan. Voor de veeteelt zijn de gegevens eveneens schaars. In de elfde eeuw is Walcheren bekend om zijn grote en snelle paarden. Nog in 1282 ge last de Engelse koning vrijgeleide te verlenen aan kooplieden die grote paarden uit het gebied van de graaf van Holland en Zeeland invoeren5. Opvallend zijn ook twee passages uit het grote werk De animalibus van Albertus Magnus, dat rond 1255 te Keulen is geschreven. Albertus merkt op dat 'bij ons' (dat wil zeggen in het aarts bisdom Keulen) de koeien uit Friesland, Holland en Zeeland groot van stuk zijn en zeer veel melk geven, en van Zeeland zegt hij iets verder dat daar ook de honden en kippen groot zijn en ei genlijk alle dieren, behalve de ezels. Later komt hij nog eens op die kippen terug en meldt dat zij iedere dag een ei leggen6. Deze Albertus is be paald geen kletskous, maar een nauwgezet waar nemer, iemand die weet waar hij het over heeft en die bovendien onze streken kent; hij vermeldt bijvoorbeeld inheemse visnamen als 'vint' en 'spierynck'. Alleen van de schapenteelt weten we iets meer. Het is eeuwenlang een van de belangrijke be drijfstakken in Zeeland geweest. Aanvankelijk zijn het vooral de schorren die begraasd worden, later ook de dijken en de poelgebieden. Al in de tiende eeuw horen we van grondgebied op Schouwen waarop negenhonderd schapen gra zen. De hele Middeleeuwen door vormen de lammer-tienden een belangrijke bron van inkom sten, en nog in de zeventiende eeuw spreekt Van Boxhorn over de vele duizenden schapen die in Zeeland gehouden worden en die zo vet en sma kelijk waren dat ze een gezocht exportartikel wa ren". Uit de veertiende en de vijftiende eeuw ken ik gegevens over een soort 'transhumance' van 'der Zeelander schapen'; in de wintertijd tussen 1 oktober en 1 maart mogen ze in de Alblasser- waard (Ameide) en de Vijfherenlanden (Hage- stein) weiden8. Ziedaar een paar gegevens die ik over de Zeeuwse landbouw in de Middeleeuwen bijeen gesprokkeld heb. Veel is het niet, maar ze wijzen bij elkaar toch op een agrarische realiteit die ach ter hetgeen staat dat in deze thema-aflevering ter sprake komt, namelijk achter de macht van de ambachtsheren die op het platteland de dienst uitmaakten, achter de Zeeuwse haventjes en hun bloeiende vrachtvaart, en vooral achter dat fasci nerende culturele bloempje, opbloeiende in de plattelandsparochies en voor ons zichtbaar in de verschriftelijking die Dijkhof ontdekte. Noten 1. Galbert van Brugge, De moord op Karei de Goede. Dagboek van de gebeurtenissen in de ja ren 1127-1128. Vertaling uit het Latijn door A. Demyttenaere. Antwerpen 1978, blz. 162. 2. C. Dekker. Zuid-BevelandDe historische geo grafie en de instellingen van een Zeeuws eiland in de middeleeuwen. Assen 1971, blz. 98 e.v. 3. P. Priester, Geschiedenis van de Zeeuwse land bouw circa 1600-1910. Wageningen 1998, blz. 305 e.v. 4. A.w., blz. 215 e.v. 5. C. Dekker, a.w., blz. 63; Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, deel IV, Assen 1997, no. 2024. 6. Albertus Magnus, De animalibus, hrsg. von Hermann Stadler. Beitrage zur Geschichte der Philosophie des Mittelalters, Texte und Unter- suchungen, XV—XI1. Münster i.W. 1916-1921, blz. 354 e.v. 7. Aangehaald door Priester, a.w., blz. 268. 8. Handvesten van Ameide, Verslagen en Mede delingen van de Vereniging tot Uitgaaf der Bron nen van het Oud-Vaderlandsch Recht, deel II, blz. 26; Handvesten van Hagestein, ibid., deel III, blz. 316.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2000 | | pagina 29