32
GENOOTSCHAPSVERZAMELINGEN
(De auteur heeft geprofiteerd van de activiteiten
van de werkgroep voor de ontsluiting van het ar
chief van het Genootschap. Het door de werk
groep gemaakte overzicht van de prijsvragen van
het Genootschap verdient door publicatie alge
meen beschikbaar te komen.)
Noten
1. Een doorwrocht overzicht van het Genoot
schap in zijn begintijd geeft W.W. Mijnhardt,
'Wetenschapsbevordering onder het Ancien Ré
gime: het Zeeuwsch Genootschap der Weten
schappen 1769-1794'. In: Archief; Mededelingen
van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen1985, blz. 1 e.v. Op onderdelen
aangepast is deze bijdrage ook verschenen als
hoofdstuk iv van W.W. Mijnhardt, Tot Heil van 't
Menschdom; Culturele genootschappen in Neder
land, 1750-1815Amsterdam, 1988. Verwezen
wordt naar de bijdrage in Archief 1985.
2. Mijnhardt, t.a.p., blz. 34.
3. Zeeuws Archief; Archief van het Koninklijk
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
1769-1969, nr. 5, blz. 268. Het Perpetueel Comité
oefende het dagelijks bestuur van het Genoot
schap uit, maar zijn vergaderingen hadden ook
het karakter van bijeenkomsten van meer alge
mene strekking voor leden van het Genootschap
(Mijnhardt t.a.p. blz. 18).
4. Verhandelingen uitgegeven door het Zeeusche
Genootschap der Wetenschappen te Vlissinge, XIV
(Middelburg, 1790), blz. V e.v.
5. Archief KZGW, nr. 6, blz. 77; Verhandelingen
ZGW XIV blz. XXII e.v. Procedure voor het kie
zen van prijsvragen: Mijnhardt, t.a.p., blz. 42.
6. R. Fruin, De keuren van Zeeland ('s-Graven-
hage, 1920), blz. 245.
7. H. Appelius, Ad Statuta Zelandiae Anni 1495.
Leiden, 1786.
8. Mijnhardt (t.a.p., blz. 57) omschrijft het onder
werp van cle prijsvraag als 'een overzicht met
commentaar van de Zeeuwse keuren' en situeert
de prijsvraag op het terrein van de rechtsgeschie
denis. Het onderwerp was echter het 'vertalen'
van een middeleeuwse wettekst in goed, eigen
tijds Nederlands (van 1788). Daarvoor was onge
twijfeld rechtshistorische kennis nodig, maar
evenzeer kennis van het recht van 1788 waarbin
nen de keur van 1495 moest functioneren. De
'moderne' versie moest dat functioneren gemak
kelijker maken. Het ging dus niet om de rechts
geschiedenis, maar om de toepassing van het
omstreeks 1788 geldende recht.
9- Bijvoorbeeld Zeeuwse Bibliotheek, handschrif
ten nr. 483 (KZGW), de dato 18 april 1786.
10. Mijnhardt (t.a.p., blz. 43 e.v.) vermeldt dat
regenten prijsvragen van het Genootschap ge
bruikten om problemen aan de orde te stellen
waarmee zij in hun overheidsfuncties werden ge
confronteerd. Mijns inziens kan de verouderde
tekst van de keur van 1495 zulk een probleem
zijn geweest.
11. Mijnhardt t.a.p., blz. 56 e.v. Te Water en L.J.
van de Spiegel, beide behorend tot een kern
groep van historici binnen het Genootschap, ken
den aan kennis van de geschiedenis onder meer
een direct praktisch nut toe: 'In de door privile
ges en handvesten, gewoonten en precedenten
beheerste bestuurspraktijk van de achttiende-
eeuwse regent was een goede kennis van het va
derlandse recht en daarmee van cle rechtsge
schiedenis onontbeerlijk'. Mijnhardt vermeldt Van
de Spiegels 'Verhandeling over de opkomst, het
gezag, en den ondergang der aloude hooge of
grafelyke vierschare in Zeeland', Verhandelingen
ZGWII (Middelburg, 1771) blz. 69 e.v. Deze ver
handeling, waarin Van de Spiegel vrij veel put uit
de Zeeuwse keuren van 1256, 1290 en 1495, is
rechtshistorisch van aard.
12. ZB, hs. nr. 6173 (KZGW); dit exemplaar is
blijkens een aantekening over het circuleren ge
bruikt door de Vlissingse groep van beoordelaars.
13. Antwoorden op prijsvragen moesten voorzien
zijn van een zinspreuk. Deze werd vermeld op
het couvert dat de mededeling van de naam van
cle auteur bevatte. De aan Montesquieu ont
leende zinspreuk van het antwoord op cle keu
renprijsvraag was 'II ne faut point séparer les Lois
de l'objet pour lequel, et des circonstances dans
les quelles [sic] elles ont été faites' (antwoord,
blz. 220).
14. Middelburg naast Vlissingen in Genootschaps-
aangelegenheden: Mijnhardt, t.a.p., blz. 18 e.v.
15. Archief KZGW, nr. 6, blz. 174, 191 e.v. De
beide rapporten ibidem nr. 63, stuk 16. Zie ook
ZB, hs. nr. 3840 (KZGW): omslag met hoogst
waarschijnlijk door N.C. Lambrechtsen geschre
ven aantekeningen over het antwoord op de
prijsvraag en tekst van het Vlissingse rapport.
16. R. Fruin, Geschiedenis der staatsinstellingen
in Nederland tot den val der Republiek. Uitgave
H.T. Colenbrander. Tweede druk ('s-Gravenhage,
1922), blz. 47 e.v. Zie onder meer het aan A.
Kluit toegeschreven proefschrift van J. Doornik,
De Magno Mariae Privilegio (Leiden, 1792), blz. 1
e.v.
17. Notulen Staten van Zeeland (gedrukt) 1785,
blz. 343 e.v. De aangelegenheid wordt ook ver
meld in F.W. Pestel, Commentarii de Republica
Batavatweede druk (2 delen; Leiden, 1795), vol.
II, pars 2, blz. 843-
18. Archief KZGW nr. 6, blz. 193 e.v. Verhande
lingen ZGW XV (Middelburg, 1792), blz. XVIII
e.v.
19. Archief KZGW nr. 7, blz. 87, 90.
20. Archief KZGW nr. 6, blz. 179- De lezing met
aantekening van voorlezing in Vlissingen en Mid
delburg: ZB. hs. nr. 2865 (KZGW).