DE VERSCHRIFTELIJKING IN ZEELAND: DE DOORDRINGING VAN
HET AMBTELIJK SCHRIFT GEBRUIK IN DE OMGEVING VAN DE
STADSBESTUREN EN DE AMBACHTSHEREN IN DE DERTIENDE
EEUW
2
Eef Dijkhof
Enkele maanden vóór het symposium van 6 november 1998 over het Zeeland van de keuren hadden de
organisatoren belangstellenden schriftelijk uitgenodigd. De uitnodiging was voorzien van een ant-
woordstrook, zodat de geïnteresseerden zich schriftelijk konden aanmelden. Aan de hand hiervan werd
het programma verspreid, wederom op schrift. Zo verlopen zulk. soort zaken in onze samenleving. Het
schrift is thans alom tegenwoordig, zowel in het openbare leven als in de privésfeer. Rond het midden
van de twaalfde eeuw was dit anders gesteld. Weinigen waren de kunst van het lezen en schrijven
machtig. Slechts in de Onze Lieve Vrouweabdij te Middelburg werden al oorkonden en vermoedelijk ook
boeken geschreven. Daarnaast waren misschien sommige parochiepriesters tot lezen en schrijven in
staat. Het merendeel van de bevolking zal echter niet of nauwelijks met het schrift in aanraking zijn ge
komen.
Het hedendaags, overvloedig gebruik, van het schrift is het resultaat van een ontwikkeling van eeuwen
waarin steeds meer mensen in steeds meer situaties van het schrift gebruik, zijn gaan maken. Het begin
van dit proces, dat we verschriftelijking noemen, reikt terug tot in de Middeleeuwen. Het graafschap
Holland en Zeeland geeft in de dertiende eeuw een stroomversnelling in de verschriftelijking te zien. Het
gebruik van het schrift blijft dan niet langer beperkt tot de kloosters, zoals de OLVahdij te Middelburg en
het klooster Jeruzalem bij Biezelinge - waar een groeiend aantal oorkonden wordt vervaardigd - maar
wordt in toenemende mate gebruikt in wetgeving, rechtspraak, bestuur en beheer, zowel door de be
stuurders van de steden als door de ambachtsheren op het platteland. Het toenemend ambtelijk schrift-
gebruik. in het Zeeuwse deel van het graafschap waartoe dit artikel zich beperkt, blijkt uit de sterke groei
van het aantal overgeleverde oorkonden. Er zijn echter ook andere aanwijzingen voor de doordringing
van het schrift in deze streken.
De toename van het gebruik van het schrift in
wetgeving, rechtspraak, bestuur en beheer in de
dertiende eeuw blijkt in de eerste plaats uit de
groei van het aantal oorkonden (schriftelijke be
wijzen). De oorkonden van Holland en Zeeland
worden uitgegeven in het Oorkondenboek van
Holland en Zeeland. U hoeft deze boekwerken
niet eens open te slaan om het verschijnsel dui
delijk te zien, want een blik op de ruggen van de
reeds verschenen delen laat zien dat steeds dik
kere banden nodig zijn voor een steeds kleiner
aantal jaren. Ongeveer een derde deel van de
oorkonden in het Oorkondenboek betreft Zee
land, wat veel is als we beseffen dat het om een
gebied van beperkte omvang gaat. Het aantal
Zeeuwse oorkonden neemt toe van circa twintig
stuks uit het eerste decennium van de dertiende
eeuw tot omstreeks 260 uit het laatste. Nog veel-
zeggender dan deze toename is de steeds grotere
variatie aan zaken die op schrift worden gesteld,
en de forse groei van het aantal personen en in
stellingen die bij deze oorkonden betrokken wa
ren. De oorkonden geven dus zeker een beeld
van het groeiend gebruik van het schrift. Recent
onderzoek heeft echter verschillende aanwijzin
gen opgeleverd, dat er in Zeeland veel meer is
geschreven dan de paar honderd oorkonden die
ons zijn overgeleverd. Ik zet de vaak minieme
aanwijzingen hiervoor op een rij.
De doordringing van het ambtelijk schrift in de
steden
Zo op het oog lijkt de verschriftelijking in de der
tiende eeuw niet diep door te dringen in de ste
den van Zeeland. Er zijn bijvoorbeeld niet meer
dan 38 oorkonden tot ons gekomen waarin Mid
delburg wordt genoemd en van de andere steden
zijn nog veel minder stukken overgeleverd. Het is
opmerkelijk dat we pas laat stedelijke klerken
ontwaren: in Middelburg misschien in 1299, in
Zierikzee vanaf 1293- Ter vergelijking: uit Dor
drecht kennen we ruim 150 oorkonden uit de
dertiende eeuw en vanaf 1277 zes stedelijke
schrijvers.
Door J.G. Kruisheer is overtuigend aangetoond
dat de keur voor Middelburg uit 1217 een ver
taling in het Latijn is van de rechtsregels die door
toedoen van de burgers zelf in het Nederlands
waren opgesteld. Deze keur gaat terug op een
oudere rechtsoptekening, die vermoedelijk al