6 DE VERSCHRIFTELIJKING IN ZEELAND ving op de oudste zoon, met een vergoeding voor zijn broers, behalve, zo luidt een artikel, wanneer de vader een andere verdeling heeft ge maakt en deze in een oorkonde op naam van ze ven gezworenen heeft laten vastleggen. De bepa ling dat die verdeling bij oorkonde moest zijn vastgelegd, had ongetwijfeld ten doel toekom stige familievetes te voorkomen. Hoe diep de schriftelijke cultuur in Zeeland in de kring van ambachtsheren dan al is doorgedrongen, blijkt uit het feit dat de toepassing van het schrift wordt geacht mogelijke problemen afdoende op te los sen. De twee andere artikelen lijken de werke lijke, dan al deels schriftelijke rechtspraktijk in Zeeland te weerspiegelen. Zo bevat het ene arti kel een regeling voor het geval twee oorkonden elkaar tegenspreken. Vastgesteld wordt dat de oudste dan van kracht blijft, behalve in het geval waarin kan worden bewezen dat deze in strijd met de billijkheid is uitgevaardigd. Ook het derde artikel is aan schriftelijke bewijsvoering gewijd. Het bepaalt de straf verlies van lijf en goed op het vervalsen van oorkonden en zegels. Hoe zeer dit artikel stoelt op de praktijk, bewijst het tweede lid, waarin de wijze van vervalsing wordt uitgelegd: het namaken van een zegel met het doel daarmee een oorkonde te bekrachtigen. De keur van 1290 weerspiegelt dus een al duidelijk verschriftelijkte samenleving op het Zeeuwse platteland, althans in de kring van am bachtsheren. Ook de keur uit 1256 wijst echter al op een rechtspraktijk waarin het schrift een be langrijke rol speelt. Zoals al opgemerkt, wordt in vijf artikelen verwezen naar het vervaardigen van geschriften. Deze keur gaat terug op drie oudere keuren waarvan de tekst verloren is gegaan. De tekst is dus een samenstel van op uiteenlopende tijdstippen ontstane rechtsregels. Verwijzingen naar het gebruik van het schrift, zoals we die in de keur uit 1256 aantreffen, kunnen dus van veel oudere datum zijn. Wat werd er allemaal op schrift gesteld? We ge ven een opsomming van de betreffende artikelen. Personen die bij verstek voor diefstal worden ver oordeeld, worden verbannen en hun naam wordt opgetekend in der dieue brief. Naar analogie van de schotbrief zal dat een lijst van dieven zijn ge weest; een dergelijke lijst is echter niet tot ons gekomen. Vlamingen en Brabanders kunnen hun edele afkomst slechts bewijzen door middel van een oorkonde van hun heer. In elke vierschaar zullen negen of elf schepenen worden gekozen door de graaf. Hun namen zullen na het afleggen van de eed worden opgetekend mts grauen brief. Voor de grafelijke vierschaar wordt schriftelijk ge daagd, behalve in grafelijke zaken. Ten slotte moet in het jaargeding de ambachtsheer een klacht schriftelijk aanhangig maken. Bij het laatste artikel blijven we even stilstaan, omdat het de culturele oorsprong van het ge bruik van het schrift in de rechtspleging aangeeft. Deze moeten we in Vlaanderen zoeken. Het schriftelijk aanhangig maken van klachten treffen we al aan in de keur voor het Vrije van Brugge, die vermoedelijk uit 1190 dateert. Eenzelfde rege ling lezen we in de Brugse keur van 1229. Deze geeft een omschrijving van de wijze waarop klachten moesten worden ingediend. Eén aspect hiervan trekt onze speciale aandacht: de klachten moeten worden ingediend op een 'briefje' van een duim hoog en ter breedte van een zoge naamde spanne, een 'briefje' dus van zo'n drie bij

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2000 | | pagina 7