HAVENPLAATSEN IN ZEELAND IN DE DERTIENDE EEUW 10 P.A. Henderikx 'Steden en havenplaatsen in het dertiende-eeuwse Zeeland' luidde destijds de titel van de lezing waarop dit artikel is gebaseerd. Bij nader inzien was die titel niet zo zuiver, met name niet omdat hij ten on rechte een tegenstelling suggereert tussen steden en havenplaatsen. Waar het mij slechts omgaat, is een enigszins aansprekende term te vinden voor het geheel van niet-puur-agrarische nederzettingen in Zee land. Het woord 'havenplaatsendekt dan grosso modo de lading, en door de term 'stedennog even niet te gebruiken, geef ik aan dat de vraag wanneer men bij welke van deze nederzettingen wel of niet van een stad kan spreken voor mij op dit moment niet het meest relevant is. Wat ik wil laten zien, is in hoeverre de schriftelijke bronnen inzicht geven in de vroegste ontwikkeling van de Zeeuwse havenplaatsen. Het gaat mij daarbij alleen om het gebied van het middeleeuwse Zee land, dat wil zeggen, het deel van de tegen woordige provincie ten noorden van de Westerschelde samen met de heerlijkheid Voorne. Wanneer men zich bij dit onderweip vragen stelt op economisch, sociaal of institutioneel gebied, is men, afgezien van de vele mogelijkheden die bijvoorbeeld naamkundige, ar cheologische of topografische gegevens bieden, voor een groot deel afhankelijk, van eigentijdse schrifte lijke bronnen, deels verhalende teksten, deels en vooral archivalia, Dit betekent dat men direct te maken krijgt met de effecten van zowel het proces van 'verschriftelijking', dat wil zeggen de toename in de Mid deleeuwen van de betekenis van het schrijven en het geschrevene in het maatschappelijk, verkeer, als met het gegeven dat veel schriftelijk materiaal in de loop der tijd verloren is gegaan. De resultante van deze twee factoren is, dat, wat de archivalia betreft, het materiaal van voor 1300 uit niet meer dan alleen oorkonden en een aantal rekeningen bestaat, en dat dit pas in de loop van de dertiende eeuw geleidelijk, aan een omvang heeft bereikt die voldoende is om zich een enigszins samenhangend beeld te kunnen vormen van de vroegste ontwikkeling van havenplaatsen in Zeeland, Als havenplaatsen in het Zeeland van rond 1200 kennen wij alleen Middelburg en Zierikzee. Mid delburg is ontstaan aan het water de Arne, bij de ringwalburg die rond 880/890 is aangelegd als vlucht- en verdedigingsburg tegen de Noorman nen. Al rond 1000 neemt Middelburg een centrale plaats in op kerkelijk gebied in Zeeland Bewes ten Schelde (de eilanden tussen de Ooster- en de Westerschelde). De Westmonsterkerk op de markt is direct of indirect de moederkerk van alle pa rochiekerken in dit deel van Zeeland; zij is eens de centrale kerk van heel dit gebied geweest. Verder kan men uit een beschrijving uit ca. 1103 door abt Thiofried van Echternach van een aantal politieke problemen op Walcheren afleiden dat Middelburg in die tijd het bestuurscentrum van Zeeland Bewesten Schelde is. In de elfde eeuw maakt dit gebied deel uit van het graafschap Vlaanderen en vervolgens komt het aan de graaf van Holland als leen van de graaf van Vlaande ren. Bovendien vertelt Thiofried hoe hij, wanneer hij naar Walcheren reist om daar te bemiddelen tussen de twistende bewoners, aankomt in de 'portus' Middelburg; portus hier in de betekenis van havenplaats, handelsnederzetting. Kortom, Middelburg is in de elfde en twaalfde eeuw met de grafelijke burg een bestuurlijk centrum, met de Westmonsterkerk een kerkelijk centrum - een functie die nog versterkt wordt met de stichting van de Norbertijnenabdij in de jaren twintig van de twaalfde eeuw - en bovendien een portus, een handelsnederzetting. Binnen dit kader past ook het eigen stedelijk recht, dat wil zeggen eigen procesrecht en civiel en crimineel recht, dat zich onderscheidt van het landrecht, het recht ten plattelande. Dit stadsrecht zal, zoals Kruisheer heeft aangetoond, in de twaalfde eeuw op basis van de rechtspraktijk ter plaatse zijn gevormd. Het is in een steeds verdere staat van ontwikkeling diverse keren vastgelegd in grafelijke oorkonden; de eerste keer vermoe delijk door graaf Floris m (1137-1190), daarna in 1217 door gravin Johanna van Vlaanderen en graaf Willem i van Holland en tenslotte in 1254 door graaf/roomskoning Willem ii. Net als bij Middelburg zijn ook voor de ge schiedenis van Zierikzee de bronnen vaag waar het de tijd vóór 1200 betreft. In de tiende eeuw is Zierikzee met de dan al aanwezige kerk zo goed als zeker het beheerscentrum van de goederen op Schouwen van de Gentse Sint-Baafsabdij. Ver moedelijk in de eerste helft van de twaalfde eeuw heeft deze abdij haar bezit te Zierikzee overgedragen aan de graaf van Holland, en vanaf die tijd is Zierikzee het grafelijk bestuurscentrum voor Zeeland Beoosten Schelde, dat wil zeggen Zeeland ten noorden van de Oosterschelde. Daarvan blijkt voor het eerst iets in 1203, wan neer graaf Willem i strijd levert om het grafelijk gezag met graaf Lodewijk van Loon. Willem staat

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2000 | | pagina 11