50
DE ZAK VAN ZUID-BEVELAND
Later werden veel dijken met bomen beplant.
Tot in het begin van deze eeuw was die beplan
ting veel gevarieerder dan nu. Iepen waren talrij
ker dan tegenwoordig. Naast populieren kwamen
essen, eiken, linden, notenbomen en verschil
lende fruitbomen voor. Het hout werd gebruikt
op de boerderij of door de wagenmaker. Onder
langs de dijken stonden vaak knotwilgen. Struik
gewas werd in toom gehouden door beweiding.
Veel bomen zijn in de oorlog gekapt of tijdens de
overstromingen van 1944 en 1953 afgestorven.
Daarna zijn veel dijken ter verfraaiing of ten be
hoeve van houtwinning beplant met Canadese
populieren en soms met struweel.
Beroemd zijn de Zeeuwse bloemdijken. Daar
groeien planten die in Nederland niet algemeen
of zelfs zeer zeldzaam zijn. Vooral de bloemdij
ken in de Zak van Zuid-Beveland zijn vermaard.
De plantengroei op de dijken varieert. Intensief
beweide of gemaaide en grootschalige, moderne
dijken zijn arm aan soorten. De meest bloemrijke
zijn de oudere, intensief beheerde dijken. Be
kende soorten zijn wilde marjolein, agrimonie,
knoopkruid, gewone pastinaak, wilde peen, don
derkruid, glad parelzaad, veldlathyrus, glad wal
stra en viltig kruiskruid, dat met zijn uitbundige,
gele bloeiwijze een van de meest karakteristieke
en opvallende dijkplanten is die in Zeeland voor
komt. De forse wollige distel groeit in Nederland
alleen op een paar dijken in de Zak. Deze zuide
lijke distel komt alleen in Frankrijk algemeen
voor. Op meer grazige plaatsen staan ruige weeg
bree en de zeldzame graslathyrus. De Zeeuwse
dijken waren lang het bolwerk van de landelijk
sterk bedreigde ruige anjer. Nu groeit zij nog
slechts op enkele dijken. De fijne ooievaarsbek is
vooral langs veepaadjes te vinden. Een van de
meest ornamentele planten is wellicht de kaarde-
bol.
Op plaatsen waar het vee niet goed bij kan,
zoals sloottaluds of steile hellingen, slaan dikwijls
doornstruiken op: hondsroos, dauwbraam, mei
doorn, sleedoorn en koebraam. Deze kunnen uit
groeien tot heuse struwelen. Beschermd door de
stekels van de doornstruiken kunnen zich hierin
vraatgevoelige planten als iep, eik, hop en
klimop vestigen, waarna fraaie meidoorn-iepen-
struwelen ontstaan. Onder het struweel kunnen
bos- en struweelplanten zoals nagelkruid, ro-
bertskruid, bosaardbei, bosandoorn, grote kever
orchis en breedbladige wespenorchis groeien. In
het voorjaar bloeit er het speenkruid en het wel
riekende maarts viooltje. Verder is er de padde
stoelsoort gewone morielje te vinden. Dit soort
struwelen komt in West-Europa waarschijnlijk al
leen voor in het zeekleigebied van Zuid-West-Ne
derland en in de Vlaamse kustvlakte.
De boomdijken bepalen sterk het aanzien van
de Zak. Het merendeel van de boomdijken is be
plant met snelgroeiende Canadese populieren.
Deze werden in de jaren vijftig en zestig aange
plant en hebben in de jaren tachtig en negentig
de leeftijd bereikt waarop ze kaprijp zijn. Veel
bomen zijn inmiddels zo oud dat ze worden aan
getast door zwammen en insecten en bij storm
een gevaar opleveren. Omdat de bomen van de
zelfde leeftijd zijn, veroorzaakt het kappen een
ware kaalslag. Om dit in de toekomst enigermate
te voorkomen is het plan ontstaan de dijken te
herbeplanten met bomen die een langere levens
duur hebben, zoals iepen, essen, eiken en linden.
Alle dijken worden herbeplant. In het kader van
het landschapsbeleidsplan Borsele worden zelfs
meer dijken beplant dan er zijn gekapt. Ook
wordt er struweel aangeplant. Enkele potentieel
waardevolle bloemdijken worden niet of alleen
langs de noordzijde beplant. De laatste monu
mentale iepen dreigen overigens te verdwijnen
als gevolg van de iepenziekte. Fluweelpootje, vil
tig judasoor, zadelzwam en zalmzwam zijn pad
destoelen die op iepenhout groeien. Platte ton-
derzwam, klein judasoortje, wollige bunclelzwam
en populierleemhoed groeien op populierenhout.
Zij profiteren de laatste jaren van de vele stobben
en dood hout die het gevolg zijn van de massale
kap en de iepenziekte. Enkele van deze padde
stoelen zijn zuidelijke soorten die in Zeeland de
noordgrens van hun areaal bereiken. Het zwaar
tepunt van hun verspreiding in Nederland ligt in
het Deltagebied.
Een typisch verschijnsel van de Zak zijn de
grenslinden. Verspreid door de Zak staan op mar
kante punten forse, welgevormde lindebomen.
De meeste staan op dijken en sommige zijn al
eeuwen oud. Oorspronkelijk zijn ze geplant als
afscheiding tussen de bezittingen van de am
bachtsheren. Ook zijn ze te vinden op plaatsen
waar dijken doorgebroken zijn of nieuw aange
legde dijken aan reeds bestaande werden vastge
maakt. Hier lijken ze meer als monumenten te
zijn geplaatst.
De bloemdijken zijn een paradijs voor zweef
vliegen, bijen, sprinkhanen en vlinders. In ver
gelijking met de rest van Nederland zijn de
Zeeuwse bloemdijken tamelijk rijk aan vlinders.
Enkele typische 'bloemdijkvlinders' zijn zwart-
sprietdikkopje, groot dikkopje, bruin blauwtje,
Icarusblauwtje, kleine vuurvlinder, oranje en
bruin zandoogje, hooibeestje, koevinkje, argus-
vlincler en koninginnepage. Op sommige plaat
sen vliegt ook de Sint-Jansvlinder, 's Nachts wor
den de bloemen bezocht door nachtvlinders.
Sinds de intensivering van de landbouw vor
men de dijken een laatste toevluchtsoord voor
veel dieren die het in moderne polders niet meer
kunnen bolwerken. De dijken zijn ook van groot
belang als verbindingswegen tussen natuurgebie
den, zeker voor dieren die niet gemakkelijk uit-